Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1197, AWB - 17_4597

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1197, AWB - 17_4597

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 maart 2021
Datum publicatie
11 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:1197
Zaaknummer
AWB - 17_4597

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/4597 en 17/4598

uitspraak van 1 maart 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

en

de minister van Justitie en Veiligheid.

1 Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2011 en 2012 aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van € 166.434 en een belastbaar bedrag van € 140.007 (2011), respectievelijk een belastbare winst van € 151.942 en een belastbaar bedrag van € 108.495 (2012).

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar deze aanslagen gehandhaafd.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van in totaal € 666.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , belastingadviseurs, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan belanghebbende.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Vordering op [A BV ]

2.1.

Belanghebbende hield sinds 1999 50% van de geplaatste aandelen in het kapitaal van [A BV ] B.V. (hierna: [A BV ] ). De resterende 50% werd gehouden door [ B BV] B.V. (hierna: [ B BV] ).

2.2.

[A BV ] fungeert, middellijk en/of onmiddellijk, onder meer als (project)ontwikkelingsmaatschappij van onroerende zaken.

2.3.

Belanghebbende heeft, in rekening-courant verwerkte, leningen aan belanghebbende verstrekt. Het verloop van deze leningen was van 1 januari 2009 tot en met eind 2012 als volgt:

Stand per 1 januari 2009 € 2.007

Stand per 31 december 2009 € 1.084.272

Stand per 31 december 2010 € 745.091

Stand per 31 december 2011 € 1.286.958

Stand per 31 december 2012 € 1.354.804

[A BV ] heeft de ontvangen gelden aangewend ter financiering van de ontwikkeling van vastgoedprojecten door haar, dan wel aan haar gelieerde vennootschappen.

2.4.

Met dagtekening 31 december 2012 is het per die datum openstaande bedrag van € 1.354.804 omgezet in een overeenkomst van geldlening.

2.5.

Op 18 december 2013 is de samenwerking tussen belanghebbende en [ B BV] beëindigd. In de in verband daarmee opgestelde beëindigingsovereenkomst zijn afspraken vastgelegd over de overdracht van de door belanghebbende gehouden aandelen in [A BV ] aan [ B BV] , alsmede over de overdracht van de vordering van belanghebbende op [A BV ] aan een dochtervennootschap van [ B BV] . Belanghebbende heeft haar vordering op [A BV ] voor een nominaal bedrag van € 781.901,17 overgedragen aan die dochtervennootschap. Belanghebbende heeft in verband daarmee haar vordering op [A BV ] voor een bedrag van € 451.088 kwijtgescholden. Dat bedrag is door [A BV ] tot de winst gerekend.

2.6.

Belanghebbende heeft de waarde in het economische verkeer van haar vordering op [A BV ] per eind 2011 berekend op 71,2% van de nominale waarde. In verband daarmee heeft belanghebbende in haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 een bedrag van € 354.000 (circa 28%) van die nominale waarde als afwaarderingsverlies op de vordering op [A BV ] ten laste van de winst gebracht. In het jaar 2012 heeft belanghebbende een bedrag van € 97.088 als afwaarderingsverlies ter zake van deze vordering ten laste van de winst gebracht.

Vordering op [C BV]

2.7.

Belanghebbende heeft op 6 september 2007 30% van het geplaatste aandelenkapitaal in [C BV] B.V. (hierna: [C BV] ) verkregen. [C BV] houdt zich onder andere bezig met de (project)ontwikkeling van onroerende zaken. Gelijktijdig hebben enkele andere aandeelhouders belangen in het geplaatste aandelenkapitaal van [C BV] verkregen, waaronder [ B BV] , die eveneens een belang van 30% heeft verkregen.

2.8.

Belanghebbende en die andere aandeelhouders hebben voor of gelijktijdig met de aandelenverwerving leningen aan [C BV] verstrekt naar rato van hun aandelenbelang in [C BV] . De vordering van belanghebbende op [C BV] bedroeg eind 2007 € 44.234, begin 2011 € 880.319 en eind 2011 € 189.069.

2.9.

Wegens tegenvallende resultaatverwachtingen van [C BV] heeft belanghebbende haar vordering op [C BV] in 2011 geheel ten laste van de winst afgewaardeerd. Het bedrag van deze afwaardering is € 189.069.

2.10.

In het kader van de onder 2.7. genoemde beëindiging van de samenwerking tussen belanghebbende en [ B BV] heeft belanghebbende haar vordering op [C BV] voor het nominale bedrag van € 187.285,09 overgedragen aan een dochtervennootschap van [ B BV] . In verband daarmee is dat bedrag tot de winst van belanghebbende over het jaar 2013 gerekend.

3 Geschil

Gelet op het verhandelde ter zitting van de rechtbank is niet langer in geschil dat de aanslagen (en verliesbeschikkingen) moeten worden verminderd overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangiften. In geschil is nog slechts de hoogte van de proceskostenvergoeding waarop belanghebbende aanspraak heeft. Verder moet belanghebbendes verzoek om een immateriële schade vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn worden beoordeeld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en kosten bezwaar

6 Beslissing