Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1198, AWB - 18_4808
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1198, AWB - 18_4808
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 maart 2021
- Datum publicatie
- 27 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:1198
- Zaaknummer
- AWB - 18_4808
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/04808 en 18/04809
uitspraak van 1 maart 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2012 met dagtekening 11 november 2017 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZvW) en met dagtekening 9 december 2017 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (hierna gezamenlijk: de navorderingsaanslagen). Tegelijk met de navorderingsaanslagen heeft de inspecteur beschikkingen belastingrente gegeven en tegelijk met de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende een boetebeschikking gegeven (hierna: de boetebeschikking).
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, de boetebeschikking en de beschikkingen belastingrente bezwaar gemaakt op respectievelijk 12 december 2017 en 5 januari 2018.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar - verenigd in één geschrift gedateerd 14 juni 2018 - de bezwaren afgewezen en de navorderingsaanslagen, de boetebeschikking en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 17 juli 2018, door de Rechtbank ontvangen op 23 juli 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2021 in Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende alsmede diens gemachtigde [gemachtigde] en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende woont in Nederland en is binnenlands belastingplichtige voor de IB/PVV. Belanghebbende is op 24 oktober 2012 door de [buitenlandse] politie aangehouden op de oprit van een woning in [plaats 1] , [land] (de woning), op verdenking van betrokkenheid bij de teelt van en handel in cannabis in de woning. De woning werd op dat moment gehuurd door [naam 1] ( [naam 1] ) .
In het proces-verbaal met nummer [nummer] , opgesteld door de [buitenlandse] politie en gedateerd 24 oktober 2012, verklaren de politieambtenaren onder meer:
“Op 24/10/2012 om 16.24 zien opstellers een grijze [automerk 1] met Nederlands kenteken de oprit rechts naast het pand oprijden. Aan het voertuig is een aanhangwagen met overkapping gekoppeld. Onmiddellijk rijden opstellers het voertuig achterna op de oprit waardoor dit voertuig geblokkeerd staat.
In het voertuig zitten twee personen. In de kofferruimte liggen elektriciteitskabels en 55 gebruikte bloempotten. In de aanhangwagen ligt een hoeveelheid potgrond met typische witte bolletjes.
Wij identificeren de inzittenden van het voertuig [automerk 1] (…). Als bestuurder betreft dit [Rechtbank: belanghebbende]. De passagier vooraan betreft [Rechtbank: de neef van belanghebbende]. Beiden hebben de Nederlandse nationaliteit. Wanneer wij vragen wat ze aan dit pand komen doen stellen ze dat ze op vraag van de huurder ter plaatse zijn om hem te helpen bij een verhuis. Deze huurder zou binnen enkele minuten ter plaatse komen. Naast de [automerk 1] treffen wij in de struiken een sleutelbos. Aan deze bos hangen zowel sleutels van de [automerk 1] als van het pand. Deze sleutels werden vermoedelijk door [Rechtbank: de neef van belanghebbende] in de struiken gegooid aangezien dit de eerste struik naar de passagierszetel vooraan het voertuig betreft.
(…)
Wij openen de achterdeur van het pand met de aangetroffen sleutels. Bij een snelle rondgang merken wij een ontmantelde kweekinstallatie voor cannabis. Wij treffen geen personen.”.
In het proces-verbaal met nummer [nummer] , opgesteld door de [buitenlandse] politie en gedateerd 25 oktober 2012, verklaren de politieambtenaren onder meer:
“Met dienst belast binnen de omschrijving van onze zone begeven wij ons naar [plaats 2] ,
takeldienst [bedrijfsnaam] voor een grondig doorzoeken van de voertuigen bij daglicht.
(…)
[automerk 1]
(…) doorzoeken wij en het geeft volgend resultaat:
Koffer van de wagen:
- elektrische draden
- waterslag
- 55 plastiek potten
Vooraan in de wagen:
- papier op naam van [belanghebbende] Rechtbank: belanghebbende) met als adres [adres 1] [woonplaats] .
- (…)
- betaalkaart ING op naam van [belanghebbende]
- Nederlands rijbewijs op naam van [belanghebbende]
- (…)
Achter de bestuurderszetel:
- boormachine Dewalt
- boormachine Makita
- 2 snoeischaren
- 2 paar werkhandschoenen
Aanhangwagen
(…) doorzoeken wij en het geeft volgend resultaat:
- de laadbak is leeg op enkele restanten van potgrond na. Deze potgrond is voorzien van witte bolletjes. In de potgrond vinden wij nog een kleine restant van een cannabisplant.“
[naam 1] heeft tegenover de [buitenlandse] politie onder meer verklaard:
“Door mijn geldgebrek ben ik op zoek gegaan naar een andere manier om aan geld
te geraken. Ik hoorde overal verhalen dat er met weed veel geld te verdienen valt.(…) Ik ben dan in Juni beginnen op te bouwen (…).
22 Juli [Rechtbank: 2012] ben ik terug gekomen van vakantie en heb de plantage afgewerkt en heb dan planten gezocht. (…)
Half september [Rechtbank: 2012] kwam ik van een weekend bij mijn moeder en na mijn werk terug in [plaats 1] en merkte dat er een ravage was aangericht. De ramen achterin de woning waren ingeslagen en er werd ingebroken via het dak. Alle planten werden afgeknipt en werden geript. De planten waren nog maar 5 weken oud en waren nog niet oogstrijp. Ook werd er in de woning een grote ravage aangericht. Alle lampen en kweekmateriaal alsook de meubels werden vernield.
Ik ben toen compleet in de war geraakt en wist niet meer wat te doen. Ik ben dan 14 dagen bijna niet meer geweest met uitzondering voor het uithalen van de post. Ik ben dan stilletjes aan terug begonnen met alles op te ruimen. Ik heb veel afval naar Nederland gebracht in [woonplaats] . (…)
Ik moest nog enkele zware stukken verhuizen, namelijk de bedden, enkele zetels, tafels en stoelen. Ik heb dan gevraagd aan [naam 3] om te komen helpen. Dit was op dinsdag 23 oktober [Rechtbank: 2012]. [naam 3] is toen niet binnen geweest. Ik heb de gedemonteerde tafel en de stoelen door de raam aangegeven. Ik heb [naam 3] toen niet binnen gelaten. De ton in de woonkamer heb ik pas dinsdag avond naar beneden gehaald nadat [naam 3] weg was. Op woensdag [Rechtbank: op 24 oktober 2012] had ik terug met [naam 3] afgesproken om de zetels, de beddenbodems en een gedemonteerde kast op te halen. Op het moment dat wij toekwamen werden wij door uw diensten gearresteerd.
Door het feit dat ik werd geript, heb ik zelf geen enkele oogst gehad en heb ik geen verdiensten gehad van de plantage. Ik heb hier enkel kosten mee gekregen. Ik was van plan om het huis zo goed mogelijk achter te laten. Ik was bezig de bruikbare stukken naar mijn moeder te verhuizen. Ik verbleef tijdelijk bij mijn broer en mijn moeder. (…)
Ik kan nog melden dat [naam 3] en [Rechtbank: de neef van belanghebbende] niets te maken hebben met deze zaak. De sleutels welke werden gevonden in de tuin had ik zelf verloren. Dit waren de autosleutels van mijn voertuig [automerk 2] welke in [plaats 4] staat. Hieraan hingen ook de sleutels van de woning. Deze sleutels was ik de dag voordien verloren.“
en
“U vraagt mij naar het aandeel van de twee personen dewelke aangetroffen zijn voor mijn aankomst [Rechtbank: op 24 oktober 2012]. Ik kan u zeggen dat het [naam 3] en [Rechtbank: de neef van belanghebbende] zijn. Dit zijn vrienden van mij die mij helpen. Ik stelde de vraag dat ze me kwamen helpen met het opruimen en het leeg maken van de woning. (…)
U vraagt mij of ze weet hadden van de plantage. Ik kan u zeggen dat dit niet zo is. (…)
Het klopt ook dat de auto van [naam 3] gezien is geweest tijdens de laatste weken maar dit komt omdat ik deze geleend heb. Zoals ik al heb vermeld stond mijn voertuig [automerk 2] in [plaats 4] waardoor ik steeds een voertuig heb moeten lenen. Ik heb geen geld voor een andere wagen. Ik wilde de woning opruimen.“
Belanghebbende heeft tegenover de [buitenlandse] politie onder meer verklaard:
“Ter plaatse, te [plaats 1] , heb ik onmiddellijk spontaan verklaard dat ik hier een afspraak had met de huurder van de woning. De huurder betreft [naam 1] , roepnaam [naam 1] . [naam 1] had mij gevraagd om vandaag [Rechtbank: 24 oktober 2012] om 16.30 uur aan zijn woning te zijn om er wat spullen op te halen.
U vraagt mij vanwaar de 200 euro komt die ik in mijn bezit had. Dat is inderdaad mijn geld, het is van mijn uitkering. Wanneer ik geld ontvang van mijn uitkering houd ik dit op zak. Dit is alles wat ik heb.
U vraagt mij waarom ik mij verplaatste met een voertuig type lichte vracht met aanhangwagen. Ik was voorzien. Ik werd door [naam 1] gevraagd om spullen aan zijn woning op te halen. Ik kan moeilijk met de bromfiets komen als mij gevraagd wordt om spullen op te halen.
U vraagt mij of het voertuig [automerk 1] (…) mijn eigendom betreft. Neen, het is een geleend voertuig.
U vraagt mij wie de eigenaar is van de [automerk 1] . Het voertuig is van een goede kameraad van mij, betreffende [naam 2] . (…) Hij woont vlak bij mij. [naam 2] heeft mij toestemming gegeven zijn voertuig te mogen gebruiken. In feite rij ik meestal met het voertuig.
U vraagt mij of de aanhangwagen aan de [automerk 1] mijn eigendom betreft Ja, dit is mijn eigendom.
U vraagt mij wat ik bij de woning van [naam 1] diende op te halen. Zijn spullen.
U vraagt mij wat ik specifiek bedoel met zijn spullen. Zijn bed en kasten.
U vraagt mij wat mijn relatie is met [naam 1] Hij is een goeie vriend van mij. Wij kennen elkaar al heel lang, misschien al twintig jaar. (…)
U vraagt mij of ik op regelmatige basis met [naam 1] in contact kom. ja, we spreken elkaar regelmatig, zowel telefonisch als fysiek.
U vraagt mij of ik eerder op het adres te [adres 2] [plaats 1] , (…) ben geweest. Ja, de laatste keer was gisteren. Toen heb ik nog op hogervernoemd adres meubels opgehaald. Dit was ook op vraag van [naam 1] . (…) Ik heb niets te maken met mogelijke strafbare feiten op het adres van [naam 1] . (…)
Als ik wist dat er iets aan de hand was met [naam 1] of met zijn woning dan ging ik er niet naar toe.”
en
“Ik heb niets te maken met de cannabisplantage in kwestie. Ik kwam verhuizen op vraag van de heer [naam 1] . Ik heb geen sleutels weggegooid voor de komst van de politie. Op uw vraag of ik tevoren al in het pand ben geweest, dan zeg ik u dat ik reeds meubels heb verhuisd t.t.z. niet in de woning maar buiten de woning. Als u mij zegt dat er dan geen sporen van mij kunnen teruggevonden worden, dan is dit wel het geval want ik ben tevoren bij [naam 1] op bezoek
geweest. Als u mij zegt dat het voor mij dan duidelijk moet geweest zijn dat er een cannabisplantage aanwezig was, dan zeg ik u dat er geen was. Als u mij vraagt of ik geblinddoekt was, dan zeg ik u dat dat niet het geval was. Ik ben zonder werk. Ik leef van een uitkering van +/- 700 a 800 EUR.“
Op 19 februari 2013 is belanghebbende door de Rechtbank van eerste Aanleg van het gerechtelijk arrondissement [plaats 3] ( [land] ) strafrechtelijk schuldig bevonden aan betrokkenheid bij een cannabisplantage. Belanghebbende heeft geen hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van die rechtbank.
De inspecteur is door middel van een internationaal rechtshulpverzoek in bezit gekomen van het [buitenlandse] strafdossier. Naar aanleiding van het strafdossier heeft de inspecteur met dagtekening 17 mei 2017 belanghebbende informatiebiljetten IB/PVV voor de jaren 2012 en 2013 toegestuurd met het verzoek deze biljetten vóór 1 juli 2017 ingevuld te retourneren. Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van aangifte over het jaar 2012.
Met dagtekening 3 juli 2017 en 19 juli 2017 is belanghebbende respectievelijk herinnerd aan en gemaand tot het insturen van genoemde informatiebiljetten. Belanghebbende heeft de informatiebiljetten niet retour gestuurd aan de inspecteur.
Naar aanleiding en op basis van het [buitenlandse] strafdossier heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld en een berekening gemaakt van de opbrengst die belanghebbende volgens de inspecteur heeft behaald met de teelt van en handel in cannabis. Op basis van deze berekening heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd naar een belastbare opbrengst behaald met die teelt en handel van € 79.269.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
Zijn de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?
Is de boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag afgegeven?
Zijn de beschikkingen belastingrente tot de juiste bedragen afgegeven?
Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen, van de boetebeschikking en van de beschikkingen belastingrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.