Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1199, AWB 17_6553
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1199, AWB 17_6553
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 4 maart 2021
- Datum publicatie
- 22 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:1199
- Zaaknummer
- AWB 17_6553
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is momenteel geen samenvatting beschikbaar. Deze uitspraak is op verzoek openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/6553 tot en met 17/6557
uitspraak van 4 maart 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur, en
de minister van Justitie en Veiligheid,
de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2016 aan belanghebbende een beschikking gegeven waarbij het verlies uit werk en woning over 2012 is herzien. In december 2016 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor de jaren 2009, 2012 en 2013 belastingaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd en gelijktijdig bij beschikkingen boetes opgelegd en heffings- en belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen al deze belastingaanslagen en beschikkingen.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 september 2017 de aanslag IB/PVV 2013 en de gelijktijdig daarmee gegeven boete- en rentebeschikking verminderd en de overige belastingaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 september 2017, ontvangen bij de rechtbank op 29 september 2017, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. J.H. Sligchers, verbonden aan Advocatenkantoor Mr. Sligchers te Maastricht, en namens de inspecteur, drs. [verweerder 1] , [verweerder 2] en [verweerder 3]
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de andere partij.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en sinds december 1998 gehuwd met [echtgenote] (hierna: echtgenote). Belanghebbende en zijn echtgenote wonen sinds 2000 in een eigen woning aan de [adres 1] in [plaats] .
Belanghebbende heeft een eenmanszaak gedreven onder de naam [bedrijf 1] van 1 april 2012 tot en met 25 juni 2015. Bovendien is belanghebbende bestuurder van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] Belanghebbende heeft geen aandelen in deze vennootschappen (gehad).
De echtgenote bezit alle aandelen in [bedrijf 2] . Deze vennootschap bezit 50 procent van de aandelen in [bedrijf 3] , 50 procent van de aandelen in [bedrijf 4] en 50 procent van de aandelen in [bedrijf 5]
De politie heeft in 2012 en 2014 hennepkwekerijen aangetroffen in onder andere de volgende panden (alle panden samen hierna: henneppanden):
-
[adres 2] 467 in [plaats] op 2 november 2012
-
[adres 3] 9 in [plaats] op 6 februari 2014
-
[adres 4] 23 in [plaats] op 11 maart 2014
-
[adres 5] 1 in [plaats] op 19 februari 2014
-
[adres 6] 9 in [plaats] op 29 april 2014
-
[adres 7] 606 in [plaats] op 20 mei 2014
-
[adres 8] 84 in [plaats] op 3 juni 2014
In het informatieoverleg van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (hierna: RIEC) van 13 april 2015 is besloten de casus van belanghebbende aan te nemen als reguliere casus binnen het RIEC. Deze casus valt daarmee onder het Convenant ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak van Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen (hierna: het convenant).
Aanslagregeling en bezwaarfase
Aanslagregeling over het jaar 2012
Belanghebbende heeft op 23 april 2014 aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 5.838 negatief, bestaande uit belastbare winst uit onderneming van € 670 en aandeel belastbare inkomsten uit eigen woning van € 6.508 negatief, en een bijdrage-inkomen van € 670. De aanslagen IB/PVV en ZVW 2012 zijn op 31 mei 2014 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Tevens is op 31 mei 2014 het verlies uit werk en woning over 2012 bij beschikking vastgesteld op € 5.838.
Aanslagregeling over het jaar 2013
Belanghebbende heeft op 21 mei 2015 aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 10.313 negatief, bestaande uit belastbare winst uit onderneming van € 274 negatief en aandeel belastbare inkomsten uit eigen woning van € 10.039 negatief, en een bijdrage-inkomen van nihil. Op 19 juni 2015 heeft de inspecteur een voorlopige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. In een brief van dezelfde datum heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij geen voorlopige aanslag ZVW 2013 ontvangt.
Aanslagregeling over het jaar 2009
De aanslag IB/PVV 2009 is op 6 juli 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.492, overeenkomstig de ingediende aangifte. Op 3 juni 2014 is bij beschikking het verlies uit werk en woning van 2012 van € 5.838 verrekend met het inkomen uit werk en woning van 2009.
Vanaf 13 april 2015 heeft het RIEC op grond van het convenant gegevens en inlichtingen uitgewisseld met de inspecteur.
Op 18 mei 2015 heeft de inspecteur een boekenonderzoek schriftelijk aangekondigd. Van het boekenonderzoek is een “relaas van bevindingen” opgesteld op 8 september 2016 en is uiteindelijk een rapport opgesteld op 10 november 2016 (hierna: controlerapport).
De inspecteur heeft met dagtekening 30 november 2016 aan belanghebbende de beschikking gegeven waarbij het verlies uit werk en woning over 2012 is herzien en nader is vastgesteld op nihil.
Aan belanghebbende zijn in december 2016 de volgende belastingaanslagen opgelegd en beschikkingen gegeven:
middel |
jaar |
belasting- aanslag |
dagtekening |
belastbaar inkomen uit werk en woning / bijdrage-inkomen |
boete |
heffings- of belasting- rente |
€ |
€ |
€ |
||||
IB/PVV |
2009 |
navorderings- aanslag |
10 december 2016 |
29.492 |
- |
246 |
IB/PVV |
2012 |
navorderings- aanslag |
10 december 2016 |
75.801 |
22.804 |
4.062 |
ZVW |
2012 |
navorderings- aanslag |
3 december 2016 |
50.064 |
- |
332 |
IB/PVV |
2013 |
aanslag |
14 december 2016 |
189.419 |
67.022 |
9.184 |
ZVW |
2013 |
aanslag |
14 december 2016 |
50.853 |
- |
295 |
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in 2.11 en 2.12. bedoelde belastingaanslagen en beschikkingen. De inspecteur heeft de bezwaarschriften ontvangen op 13 december 2016 en 19 januari 2017.
Op 4 april 2017 heeft het hoorgesprek plaatsgevonden. Aanwezig waren belanghebbende en zijn gemachtigde, J.H. Sligchers. Van het gesprek is een verslag opgemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 september 2017 de aanslag IB/PVV 2013 en de gelijktijdig daarmee gegeven boetebeschikking en rentebeschikking verminderd tot de volgende bedragen:
middel |
jaar |
belasting- aanslag |
dagtekening |
belastbaar inkomen uit werk en woning / bijdrage-inkomen |
boete |
belasting- rente |
€ |
€ |
€ |
||||
IB/PVV |
2013 |
aanslag |
12 september 2016 |
182.419 |
64.292 |
8.810 |
De inspecteur heeft de overige belastingaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
3 Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Heeft belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 de vereiste aangiften IB/PVV en ZVW gedaan?
-
Zijn de belastingaanslagen en beschikkingen ten onrechte dan wel tot te hoge bedragen vastgesteld?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op hetgeen zij ter zitting hebben aangevoerd.
Ter zitting heeft belanghebbende zijn grief dat de inspecteur het inzagerecht heeft geschonden, laten vallen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging, dan wel vermindering van de belastingaanslagen en beschikkingen.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.