Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1950, 383459 HA RK 21-61

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1950, 383459 HA RK 21-61

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 april 2021
Datum publicatie
22 april 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:1950
Zaaknummer
383459 HA RK 21-61

Inhoudsindicatie

wraking, bestuursrecht, procesbeslissing, afwijzen

Uitspraak

Wrakingskamer

Locatie Breda

zaaknummer 383459 HA RK 21-61

beslissing van 15 april 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:

[eiser] ,

wonende te ( [postcode] ) Eindhoven, aan het adres [straat + huisnummer] ,

verder ook te noemen verzoeker,

gemachtigde: J.A. Cardol te Utrecht.

1 Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

-

de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met nummer BRE 18/2741 BPM BOGE;

-

het wrakingsverzoek ontvangen op 12 maart 2021;

-

het op 2 april 2021 ontvangen e-mailbericht van de Belastingdienst, wederpartij in de hoofdzaak, dat namens haar niemand aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling;

-

de mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer op 7 april 2021, waarbij de rechter is verschenen. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, zonder opgave van verhindering, niet verschenen.

2 Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Bogert, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer BRE 18/2741 BPM BOGE.

De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3 De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoeker is, kort weergegeven, aangevoerd dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende.

Verzoeker stelt dat de rechter structureel en in enorme mate blijk van partijdigheid en afhankelijkheid geeft. Dit blijkt onder meer uit de weigering van de heer [achternaam] als gemachtigde. Door de heer [achternaam] als gemachtigde te weigeren wordt voorrang gegeven aan de bepaling van nationaal recht (artikel 8:25 Awb) op het recht van de Unie (artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie), zonder de zaak te verwijzen naar de Unierechter en zelfstandig te beslissen met misbruik van bevoegdheid.

4 Het standpunt van de rechter

5 De beoordeling

6 De beslissing