Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-01-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:227, AWB - 19_5589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-01-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:227, AWB - 19_5589

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 januari 2021
Datum publicatie
2 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:227
Zaaknummer
AWB - 19_5589

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is in verband met het corona virus openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Derhalve is er op dit moment geen samenvatting beschikbaar.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/5589 en 19/5590

uitspraak van 21 januari 2021

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Spanje),

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van de ontvanger van 26 september 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aansprakelijkstellingen van belanghebbende:

- als bestuurder van [B.V. 1] (hierna: [B.V. 1] ) bij beschikking van 23 september 2016 voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen tot een bedrag van € 41.531;

- als bestuurder van [B.V. 2] (hierna: [B.V. 2] ) bij beschikking van 23 september 2016 voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen tot een bedrag van € 87.258.

Zitting

Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft bij brieven van 15 januari 2021 partijen laten weten dat het onderzoek gesloten is en een mondelinge uitspraak aangekondigd binnen twee weken.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt de beschikkingen aansprakelijkstelling met betrekking tot [B.V. 1] en [B.V. 2] ;

- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van €1.064;

- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van in totaal € 92 aan hem vergoedt.

2 Gronden

Bij brief van 22 december 2020 heeft de ontvanger te kennen gegeven de aansprakelijkstellingen niet langer te handhaven. Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 14 januari 2021 zijn standpunt dat hij met betrekking tot de kosten voor de bezwaarfase aanspraak maakt op een hogere vergoeding dan de forfaitaire uitdrukkelijk prijsgegeven.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.064 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).

Voor zover belanghebbende betoogt dat de zaak, gelet op de zwaarte, meer dan één punt waard is, vindt de rechtbank, anders dan belanghebbende verdedigt, in het belang en de ingewikkeldheid van de zaak geen aanleiding om deze zaak een hogere wegingsfactor dan één te geven1.

Deze uitspraak is gedaan op 21 januari 2021 door mr. J.M. van der Vegt, voorzitter, mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.H.M. Fluitsma, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(De griffier is verhinderd

deze uitspraak te ondertekenen)

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.