Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2734, AWB - 20 _ 7252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2734, AWB - 20 _ 7252

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 juni 2021
Datum publicatie
14 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2734
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7252

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/7252

uitspraak van 4 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 3 november 2020, verzonden op 11 november 2020.

1 Behandeling van het verzet

1.1.

Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift, en heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar.

1.2.

Bij brief van 17 november 2020, ontvangen bij de rechtbank op 18 november 2020, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 maart 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit de informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 26 maart 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 23 april 2021 in Breda, alwaar niemand is verschenen.

1.4.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten en de gronden van het verzet

2.1.

Het door belanghebbende bestreden aanslag-/beschikkingsbiljet, genummerd [nummer] , is gedagtekend 19 februari 2020.

2.2.

Het bezwaarschrift van belanghebbende is gedagtekend op 16 april 2020 en is op dezelfde dag ontvangen door de heffingsambtenaar.

2.3.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.

2.4.

Bij de in verzet bestreden uitspraak van de rechtbank is het beroep van belanghebbende tegen de eerder genoemde uitspraak ongegrond verklaard en heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar.

2.5.

De gronden waarop belanghebbende haar verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De bezwaartermijn eindigde in het onderhavige geval op 1 april 2020.

3.2.

Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).

3.3.

Het op 16 april 2020 bij de heffingsambtenaar per e-mail ingekomen bezwaarschrift is na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken ingediend. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend.

3.4.

De bezwaartermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.

3.5.

Belanghebbende heeft in haar beroepschrift en in haar verzetschrift aangevoerd dat er in verband met de huidige coronacrisis aan velen compassie wordt getoond of uitstel wordt verleend, maar dat de heffingsambtenaar daar in haar geval volledig aan voorbij gaat. Daarnaast klaagt belanghebbende over dat haar beroep vereenvoudigd behandeld is zonder dat er ter zitting een uitspraak is gedaan en geeft zij aan haar verzet graag mondeling te willen toelichten op een zitting.

3.6.

De rechtbank is van oordeel dat de bestreden uitspraak juist is. De onjuiste veronderstelling van belanghebbende dat er vanwege de coronacrisis sprake zou zijn van een langere bezwaartermijn, komt voor haar rekening en risico. Er is niets gesteld of gebleken waar belanghebbende vertrouwen aan had mogen ontlenen dat de bezwaartermijn verlengd zou zijn. De enkele stelling dat er diverse regelingen zijn vanwege corona, maakt dat niet anders, nu niet aannemelijk is dat die zien op verlenging van de bezwaarperiode of coulant beleid bij de toepassing van termijnen.

3.7.

Met betrekking tot de klacht over de vereenvoudigde behandeling overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 8:54 Awb kan de rechter besluiten om een zaak vereenvoudigd te behandelen indien de rechter kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. In de bestreden uitspraak is naar het oordeel van de rechtbank terecht geoordeeld dat daarvan sprake is (zie hiervoor). Met betrekking tot de grief van belanghebbende dat niet ter zitting uitspraak is gedaan overweegt de rechtbank als volgt. Ter zake van het doen van uitspraak zijn naar het oordeel van de rechtbank de daarvoor (thans) geldende formaliteiten in acht genomen. De uitspraak is aan belanghebbende toegezonden, zoals dat gebruikelijk is in elke fiscale beroepsprocedure (dus ook in zaken die niet vereenvoudigd zijn afgedaan). Belanghebbende heeft kennis kunnen nemen van de uitspraak en tijdig verzet aangetekend. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.

3.8.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4 Beslissing