Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2810, AWB - 20 _ 5742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2810, AWB - 20 _ 5742

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
3 juni 2021
Datum publicatie
15 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2810
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5742

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/5742

uitspraak van 3 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 7 oktober 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.949 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde mr. M.A.A. van Tongeren, verbonden aan Marvato Advocatuur te Bergen op Zoom, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende was in het betreffende jaar eigenaar van een mindervalidenvoertuig. In dit voertuig heeft zij een standkachel laten monteren van het merk [merk] met typenummer [typenummer] .

2.2.

In haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 heeft zij een persoonsgebonden aftrekpost tot een bedrag van € 5.967 (na aftrek van de drempel) aan specifieke zorgkosten geclaimd.

2.3.

Met dagtekening 5 maart 2019 is aan belanghebbende de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 opgelegd. Bij de aanslagregeling is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte. De aftrek van de kosten met betrekking tot de aanschaf en montage van de standkachel ter hoogte van € 2.250 is daarbij geweigerd. Verder heeft de inspecteur de extra aftrek voor kleding en beddengoed toegestaan voor een bedrag van € 300 in plaats van de geclaimde € 750. De aftrek voor specifieke zorgkosten is daarmee vastgesteld op € 2.187 (na aftrek van de drempel).

2.4.

Na telefonisch onderhoud is vastgesteld dat de inspecteur onterecht de hoge aftrek voor kleding en beddengoed heeft geweigerd, zodat deze dient te worden vastgesteld op € 750.

2.5.

Met dagtekening 8 maart 2019 heeft de inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 ambtshalve verminderd naar een belastbaar inkomen van € 12.319. De aftrek specifieke zorgkosten is daarbij vastgesteld op € 2.817 (na aftrek van de drempel).

2.6.

Na uitspraak op bezwaar is slechts nog in geschil of de kosten voor de aanschaf en montage van de standkachel aftrekbaar zijn als specifieke zorgkosten.

2.7.

Artikel 6.17 van de Wet IB 2001 luidt, voor zover van belang, als volgt (wettekst 2017):

“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:

(…)

d. andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt;

(…)

2. Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden in ieder geval niet aangemerkt:

1°. brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;

2°. scootmobielen;

3°. rolstoelen;

4°. aanpassingen aan, in of om een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan.

(…)”

2.8.

Een middel kan als een ander hulpmiddel in de zin van voornoemd artikel worden aangemerkt, als het een hulpmiddel is dat een hoedanigheid bezit die meebrengt dat zij alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen of naar hun aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen.1

2.9.

Belanghebbende heeft primair het standpunt ingenomen dat de standkachel een hulpmiddel is. Subsidiair stelt zij dat de montage van de standkachel in haar mindervalidenvoertuig een aanpassing van een hulpmiddel is omdat haar mindervalidenvoertuig kwalificeert als een hulpmiddel.

2.10.

De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de aanschaf en montage van de standkachel geen specifieke zorgkosten zijn in de zin van de Wet IB 2001. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Niet bestreden is dat belanghebbende een beperking heeft waardoor zij last heeft van verstijfde vingers door kou en dat de standkachel haar helpt om te gaan met die beperking. Dat maakt echter nog niet dat de standkachel een hulpmiddel is in de zin van artikel 6.17 van de Wet IB 2001. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de standkachel alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen of haar in staat stelt een elementaire lichaamsfunctie over te nemen waartoe zij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Ook ten aanzien van het mindervalidenvoertuig is, niet anders dan voor de standkachel, niet aannemelijk geworden dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke of invalide personen. De bevestiging verkregen van de producent van belanghebbendes mindervalidenvoertuig en de door haar aangevoerde informatie van een internetwebsite ter onderbouwing van haar standpunt dat haar voertuig uitsluitend gebruikt wordt door mindervaliden, kunnen niet tot een ander oordeel leiden gezien de gemotiveerde betwisting van de inspecteur. Ook mocht belanghebbende niet zonder meer vertrouwen op de informatie van de door haar aangehaalde website. De montage van de standkachel in het voertuig vormt derhalve geen aanpassing aan een hulpmiddel.

2.11.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.12.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier op 3 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.