Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2951, AWB - 20 _ 6228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2951, AWB - 20 _ 6228

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 juni 2021
Datum publicatie
28 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2951
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6228

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/6228, 20/6229 en 20/6231

uitspraak van 10 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 3 april 2020 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting over de tijdvakken 9 maart 2018 tot en met 8 juni 2018 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ), 9 juni 2018 tot en met 8 september 2018 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) en 9 september 2018 tot en met 8 december 2018 (aanslagnummer [aanslagnummer 3] ).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] en diens kantoorgenoten [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] , en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Bij een controle op 9 maart 2018 (hierna: de controle) is geconstateerd dat belanghebbende met een motorrijtuig, merk [auto] (hierna: de auto), voorzien van het handelaarskenteken [kenteken 1] gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Het handelaarskenteken staat sinds 13 juni 2017 geregistreerd op naam van het [autobedrijf] (hierna: het autobedrijf). Belanghebbende is middellijk aandeelhouder van dit autobedrijf. Naar aanleiding van het geconstateerde weggebruik heeft bij het autobedrijf een controle plaatsgevonden door een bedrijvencontroleur van de RDW.

2.2.

Tot 23 februari 2016 stond de auto geregistreerd in Duitsland. Vanaf 18 januari 2019 staat de auto geregistreerd met een Nederlands kenteken.

2.3.

Naar aanleiding van de controle is met dagtekening 8 oktober 2018 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) met daarbij een boete aan belanghebbende opgelegd wegens het gebruik van de weg met een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig zonder dat daarvoor motorrijtuigenbelasting is betaald (hierna ook: de eerste naheffingsaanslag). De eerste naheffingsaanslag ziet op de periode 23 februari 2016 tot en met 8 maart 2018.

2.4.

Over de eerste naheffingsaanslag en de bij gelijktijdige beschikking opgelegde boete heeft een procedure plaatsgevonden bij rechtbank Den Haag. Rechtbank Den haag heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag opgelegd had moeten worden voor het gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven en geen motorrijtuigenbelasting is betaald, in plaats van wegens het gebruik van de weg met een in het buitenland geregistreerd motorijtuig. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag en daarbij opgelegde boete overeenkomstig de juiste wettelijke grondslag verminderd.

2.5.

Naar aanleiding van de uitspraak van rechtbank Den Haag zijn aan belanghebbende over de periode 9 maart 2018 tot en met 8 december 2018 een drietal rekeningen motorrijtuigenbelasting verstuurd. Omdat belanghebbende deze rekeningen niet heeft betaald heeft de inspecteur aan belanghebbende op grond van artikel 20 van de algemene wet inzake Rijksbelasting (AWR) de volgende naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen):

-

Over het tijdvak 9 maart 2018 tot en met 8 juni 2018 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting naar een te betalen bedrag van € 248;

-

Over het tijdvak 9 juni 2018 tot en met 8 september 2018 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting naar een te betalen bedrag van € 248

-

Over het tijdvak en 9 september 2018 tot en met 8 december 2018 een naheffingsaanslag motorijtuigenbelasting naar een te betalen bedrag van € 248.

Vooraf: Relatieve competentie rechtbank Zeeland-West-Brabant

2.6.

Allereerst stelt de rechtbank vast dat belanghebbende in [plaats] woont. Op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8 van bijlage 2 van de Awb (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) is rechtbank Den Haag bevoegd op het onderhavige beroep uitspraak te doen. Dat is pas onderkend nadat de zaak aan een rechter was toebedeeld. Partijen hebben desgevraagd laten weten er geen bezwaar tegen te hebben dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak doet in de onderhavige beroepszaken. Gelet hierop, laat de rechtbank een onbevoegdverklaring achterwege.

Inhoudelijk

2.7.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Dit geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende in de periode waarover de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, de auto feitelijk ter beschikking had als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB).

2.8.

Artikel 9 van de wet MRB luidt als volgt:

“Als degene die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven feitelijk ter beschikking heeft wordt beschouwd degene ten aanzien van wie het gebruik van de weg met het motorrijtuig is geconstateerd. Degene ten aanzien van wie het gebruik van de weg is geconstateerd, wordt geacht tot het moment waarop voor het motorrijtuig een kenteken is opgegeven, het motorrijtuig feitelijk ter beschikking te hebben, tenzij is gebleken dat dit onjuist is.”

2.9.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de auto hem in de periode 9 maart 2018 tot en met 8 december 2018 niet feitelijk ter beschikking heeft gestaan. Ter onderbouwing voert hij aan dat de auto in eigendom was van zijn ouders en dat deze in de onderhavige periode te koop stond in het autobedrijf. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij ten aanzien van het bij de controle geconstateerde weggebruik telkens overeenkomstig het voorgaande heeft verklaard. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende de volgende, door hem zelf afgelegde verklaring overgelegd:

“Geachte lezer,

“bij deze verklaar ik op 9 maart 2018 met groene platen ( [kenteken 1] ) op de openbare weg te hebben gereden met een [auto] , [type] , VIN: [nummer] . Deze auto had geen geldig buitenlands kenteken. Mijn ouders zijn eigenaar van deze auto en deze stond in mijn showroom te koop.

Ter zake van het gebruik van de openbare weg heb ik een naheffingsaanslag + boete gekregen van € 4.096. Deze is door de rechtbank verminderd tot € 1.992. Dit bedrag heb ik betaald. Ook heb ik bezoek gehad van de RDW; die heeft me een waarschuwing gegeven dat ik niet met groene platen mag rijden voor privé-doeleinden.

Toen ik dacht dat deze zaak eindelijk afgewikkeld was, ontving ik weer 3 naheffingsaanslagen over de periode 9 maart 2018 tot en met 8 december 2018. Ik ben het hier niet meer eens, want ik heb sinds die dag dat ik werd staande gehouden, op 9 maart 2018 dus, nooit meer met de auto gereden. In de periode waarin ik nu een naheffingsaanslag krijg stond de auto te koop in de showroom en stond deze niet privé tot mijn beschikking. Ik heb er in die periode dus niet mee gereden. Inmiddels is de auto verkocht aan de keer [persoon 1] en heeft deze het Nederlandse kenteken [kenteken 2] gekregen.”

Hoogachtend,

[belanghebbende] ”

2.10.

De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 9 van de Wet MRB op belanghebbende de bewijslast rust dat de auto hem in de periode van 9 maart 2018 tot en met 8 december 2018 niet feitelijk ter beschikking heeft gestaan. De rechtbank overweegt dat de door belanghebbende gestelde omstandigheid dat de auto in eigendom is van zijn ouders en te koop stond bij het autobedrijf, nog niet meebrengt dat de auto hem niet (mede) feitelijk ter beschikking kan staan. Belanghebbende heeft in de hierboven openomen verklaring (zie 2.9) en tijdens de bedrijvencontrole van de RDW (zie 2.1) verklaard dat de auto in bezit was van zijn ouders. Tijdens de constatering van het weggebruik op 9 maart 2018 heeft belanghebbende echter verklaard dat de auto van hemzelf was. Wat er ook zij van de tegenstrijdigheden in deze verklaringen, de door belanghebbende gestelde omstandigheid dat de auto in eigendom was van zijn ouders, heeft hem er niet van weerhouden om de auto op 9 maart 2018 te gebruiken. Mede gelet op het voorgaande acht de rechtbank de enkele verklaring van belanghebbende dat de auto van zijn ouders was en in de showroom zou hebben gestaan onvoldoende om aannemelijk te maken, laat staan te doen blijken dat de auto hem in de periode van 9 maart 2018 tot en met 8 december 2018 niet feitelijk ter beschikking heeft gestaan. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

2.11.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 10 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.