Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3041, AWB - 20 _ 6620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3041, AWB - 20 _ 6620

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 juni 2021
Datum publicatie
29 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3041
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6620

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/6620

uitspraak van 16 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 16 april 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de ter zake van de maanden november en december op zijn particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering ingehouden loonheffing.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021 te Roermond.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is geboren op [datum] 1960. Belanghebbende heeft een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij [de verzekeringsmaatschappij] als onderdeel van [schadeverzekeringen NV] (hierna: de verzekeringsmaatschappij).

2.2.

Belanghebbende heeft in de maanden november en december van het jaar 2019 van de verzekeringsmaatschappij een uitkering ontvangen van respectievelijk € 2.437,20 en € 2.518,44 (hierna: de particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering). Hierop is onder toepassing van de groene tabel loonheffing ingehouden en afgedragen. Daarbij is geen rekening gehouden met de arbeidskorting.

2.3.

Belanghebbende heeft tegen de inhouding van loonheffing bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

2.4.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

- Is de particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering terecht gekwalificeerd als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is?

- Heeft belanghebbende recht op arbeidskorting?

- Is bij de inhouding van loonheffing ten onrechte geen rekening gehouden met de loonheffingskorting?

- Is sprake van schending van een discriminatieverbod?

Groene tabel

2.5.

Belanghebbende stelt dat op de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte de groene tabel is toegepast.

2.6.

De rechtbank vat het beroep van belanghebbende in die zin op dat de uitkering ten onrechte is gekwalificeerd als loon uit vroegere dienstbetrekking waarop de groene tabel van toepassing is. De rechtbank stelt voorop dat ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting, loonbelasting mede geheven wordt over periodieke uitkeringen verstrekt door een verzekeraar ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval, waaronder de onderhavige particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering.1 De rechtbank overweegt verder dat deze inkomsten moeten worden aangemerkt als loon uit vroegere arbeid.2 Voor loon uit vroegere arbeid heeft te gelden dat daarop de gehanteerde groene tabel van toepassing is.3

2.7.

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering terecht als loon uit vroegere dienstbetrekking is gekwalificeerd en dat daarop terecht de gehanteerde groene tabel is toegepast. De rechtbank verwerpt de stelling van belanghebbende dat hij in dat geval recht heeft op toepassing van de groene tabel voor personen geboren in 1946 of later. Met de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat daarvoor is vereist dat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt en daarvan is in het geval van belanghebbende geen sprake.4 Het gelijk op dit punt is aan de inspecteur.

Arbeidskorting

2.8.

Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op arbeidskorting. De rechtbank overweegt dat de arbeidskorting alleen van toepassing is voor de werknemer die loon uit tegenwoordige arbeid geniet.5 Nu gelet op het voorgaande de door belanghebbende ontvangen particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering moet worden aangemerkt als loon uit vroegere arbeid, heeft belanghebbende geen recht op arbeidskorting. Het gelijk op dit punt is aan de inspecteur.

Loonheffingskorting

2.9.

Niet aannemelijk is geworden dat toepassing van de loonheffingskorting ten onrechte achterwege is gebleven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de tot het dossier behorende betaalspecificatie over de maand november 2019, blijkt dat de loonheffingskorting correct is toegepast. Hoewel een dergelijke precieze specificatie voor de maand december 2019 ontbreekt, acht de rechtbank niet aannemelijk dat dit voor de maand december 2019 anders zou zijn geweest. Ook op dit punt is het gelijk aan de inspecteur.

Discriminatieverbod

2.10.

Belanghebbende doet een beroep op het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 1 en artikel 94 van de Grondwet, artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR), artikel 14 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Belanghebbende stelt dat het verschil in behandeling tussen enerzijds zij die recht hebben op toepassing van de witte tabel en arbeidskorting omdat door hen loon uit tegenwoordige arbeid wordt genoten en anderzijds zij die een particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering genieten en daar geen recht op hebben, een schending vormt van het in deze artikelen opgenomen discriminatieverbod. Daarnaast verwijst belanghebbende naar de situatie waarin iemand die een uitkering geniet op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong), anders dan in het geval waarin iemand een uitkering geniet uit hoofde van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, gedurende twee jaren na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid recht heeft op toepassing van de witte tabel.

2.11.

De rechtbank stelt voorop dat rechtelijke toetsing aan het discriminatieverbod dat is neergelegd in de Grondwet niet kan plaatsvinden. De rechter mag immers niet toetsen aan de grondwet.6 Wel kan worden getoetst aan de discriminatieverboden die zijn opgenomen in artikel 26 IVBPR, artikel 14 EVRM en artikel 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM. Daarbij dient te worden vooropgesteld dat niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen is verboden, doch alleen die welke als verboden discriminatie moet worden beschouwd omdat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling ontbreekt. Aan de wetgever komt een ruime beoordelingsmarge toe en zolang geen onderscheid wordt gemaakt op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij dat van een redelijke grond is ontbloot.7

2.12.

Naar het oordeel van de rechtbank houdt het niet toepassen van de witte tabel en de arbeidskorting in de situatie waarin een particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt genoten geen schending van de hiervoor genoemde discriminatieverboden in. Het geval van een particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering is niet vergelijkbaar met de situatie waarin loon uit tegenwoordige arbeid wordt genoten. Er is namelijk geen sprake van inkomsten die een onmiddellijke tegenprestatie vormen voor het verrichten van arbeid. Van vergelijkbare gevallen is dan ook geen sprake. De rechtbank is verder van oordeel dat de wetgever de bij 2.11 vermelde ruime beoordelingsmarge niet heeft overschreden door de witte tabel en de arbeidskorting alleen te koppelen aan loon uit tegenwoordige arbeid.8

2.13.

Met betrekking tot de vergelijking gemaakt door belanghebbende van een persoon met een particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering ten opzichte van iemand die een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajonguitkering geniet, komt de rechtbank tot hetzelfde oordeel. De rechtbank overweegt dat in al deze gevallen sprake is van loon uit vroegere arbeid. Alleen in de situatie waarin niet uitsluitend een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajonguitkering wordt genoten, vindt toepassing van de witte tabel plaats voor ten hoogte twee jaren. Niet is gebleken dat belanghebbende nog andere looninkomsten heeft genoten naast de particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkering, zodat reeds om die reden geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Verder heeft ook hier naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat voor zover al sprake zou zijn van vergelijkbare gevallen, dit gelet op hetgeen in 2.11 is overwogen geen strijd oplevert met het hiervoor aangehaalde discriminatieverbod.

2.14.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.15.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 16 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.