Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3057, 19/5824
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3057, 19/5824
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 9 juni 2021
- Datum publicatie
- 21 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3057
- Zaaknummer
- 19/5824
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/5824
uitspraak van 9 juni 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: G. Gieben ,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal (Belastingsamenwerking West-Brabant), de heffingsambtenaar.
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de woning aan de [adres] te [woonplaats] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 242.000,-. In diezelfde beschikking heeft de heffingsambtenaar ook de aanslagen onroerende zaakbelastingen 2019 en watersysteemheffing eigenaren 2019 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daar beroep tegen ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 juni 2021. Namens belanghebbende was A. van den Dool (kantoorgenoot van G. Gieben ) aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [verweerder 1] , [verweerder 2] en [taxateur] (taxateur).
Overwegingen
1. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 nader moet worden vastgesteld op € 235.000,-. De rechtbank heeft geen reden gezien om partijen hierin niet te volgen. Het beroep is dan ook gegrond verklaard.
2. Omdat het beroep gegrond is verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden.
3. De rechtbank ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.598,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de aanwezigheid ter zitting, met een waarde per punt van
€ 534,-).
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vermindert de vastgestelde waarde tot € 235.000,-;
- -
-
vermindert de aanslagen onroerende zaakbelastingen 2019 en watersysteemheffing eigenaren 2019 dienovereenkomstig;
- -
-
gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- aan hem vergoedt;
- -
-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.598,-.
Deze uitspraak is ter zitting gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 9 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
De rechter,