Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3118, AWB - 20 _ 4968, 20_4969, 20_7624 en 20_8752

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3118, AWB - 20 _ 4968, 20_4969, 20_7624 en 20_8752

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 juni 2021
Datum publicatie
9 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3118
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4968, 20_4969, 20_7624 en 20_8752

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/4968, 20/4969, 20/7624 en 20/8752

uitspraak van 22 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 10 februari 2020, 17 juni 2020 en 7 september 2020 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde:

-

aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.205 en de bij gelijktijdige beschikking vergoede belastingrente van € 2 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.56.01);

-

aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.208 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.66.01);

-

aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.184 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 111 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01);

-

aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.197 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 17 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.86.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, gemachtigde [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 en de bijbehorende beschikking belastingrente ongegrond;

-

verklaart de overige beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2015, 2016 en 2018;

-

vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.516;

-

vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.879;

-

vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.955;

-

wijzigt de beschikkingen belastingrente bij de aanslagen IB/PVV 2015 en 2018 dienovereenkomstig;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 144 (3 x € 48) aan hem vergoedt.

2 Gronden

Vooraf

2.1.

De rechtbank heeft op 11 mei 2021 het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Op 20 mei 2021 heeft de rechtbank van belanghebbende een brief ontvangen met als bijlage een formulier proceskosten. De rechtbank heeft deze brief opgevat als een verzoek het onderzoek te heropenen, maar ziet hiervoor geen aanleiding. Gelet op artikel 2.16, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017 wordt de brief wel in het dossier opgenomen.

Inhoudelijk

2.2.

Partijen zijn ter zitting nader tot overeenstemming gekomen in die zin dat het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de aanslagen 2015, 2016 en 2018 moet worden verlaagd met respectievelijk € 1.689, € 1.329 en € 1.242, en voor zover beschikkingen belastingrente zijn opgelegd deze dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd. Partijen zijn eveneens overeengekomen dat de aanslag IB/PVV 2017 en de bijbehorende beschikking belastingrente in stand blijft.

2.3.

Gelet op het vorenstaande is het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2017 en de bijbehorende beschikking belastingrente ongegrond verklaard. De overige beroepen zijn gegrond verklaard.

2.4.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier op 22 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.