Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3181, AWB - 19 _ 5909
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3181, AWB - 19 _ 5909
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 juni 2021
- Datum publicatie
- 6 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3181
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 5909
Inhoudsindicatie
voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 19/5909 WOZ
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 23 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
gemachtigde: G. Gieben,
en
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [onroerende zaak] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 569.000,- (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] ). In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 8 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 juni 2021. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [gemachtigde] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar ] , vergezeld door taxateur [taxateur] .
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economisch verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 nader moet worden vastgesteld op € 530.000,-. De rechtbank heeft geen reden gezien om partijen hierin niet te volgen. Het beroep is dan ook gegrond verklaard.
2. Aangezien het beroep gegrond is verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden.
3. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.598,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).