Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3182, AWB - 20 _ 6305 en 20_6306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3182, AWB - 20 _ 6305 en 20_6306

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 juni 2021
Datum publicatie
6 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3182
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6305 en 20_6306

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/6305 en 20/6306

uitspraak van 21 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 22 oktober 2019 voor het jaar 2017 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd alsmede bij gelijktijdige beschikkingen een vergrijpboete (IB/PVV) opgelegd en belastingrente in rekening gebracht (aanslagnummers [aanslagnummer] H.76.01 en [aanslagnummer] W.76.01.4).

1.2.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 april 2020 heeft de inspecteur de aanslagen IB/PVV en Zvw en de beschikkingen vergrijpboete en belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 6 mei 2020, per fax ontvangen bij de rechtbank op diezelfde datum, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 48 wegens samenhangende zaken.

1.4.

De inspecteur heeft in beide zaken één verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting voor de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021 te Breda. Ter zitting heeft de rechter het onderzoek ter zitting gesloten en een uitspraak binnen zes weken aangekondigd.

1.6.

Bij brief van 22 maart 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaken op grond van artikel 8:10 van de Awb verwezen naar de meervoudige kamer.

1.7.

Het onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer is met toestemming van partijen achterwege gebleven. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting voor de enkelvoudige kamer zal gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen worden toegezonden. De rechtbank heeft bij brief van 14 april 2021 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd binnen zes weken.

1.8.

Bij brief van 26 mei 2021 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was in 2017 woonachtig bij zijn ouders op het adres [adres 1] . In de periode van [periode] stond op naam van belanghebbende in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel een eenmanszaak ingeschreven onder de naam [eenmanszaak] .

2.2.

Op 7 juli 2017 werd in een woning aan de [adres 2] (hierna: de woning) door de Politie een werkend XTC-laboratorium aangetroffen. Belanghebbende is daar aangehouden als verdachte. Gedurende de periode 7 juli 2017 tot en met november 2017 heeft belanghebbende gedetineerd gezeten.

In de woning zijn de volgende voorwerpen aangetroffen:

-

12 jerrycans met een donkere vloeistof bovenlaag en kristallijne onderlaag;

-

206.000 MDMA-tabletten met logo's [logo's] ;

-

0,35 kg natte amfetamine;

-

73 liter aceton;

-

37 kg zoutzuur;

-

0,66 kg MDMA brokken en kristallen in seal zak;

-

0,96 kg hasj;

-

2.565 liter vloeibaar kristallisatie afval;

-

85 liter piperonylmethylketon (PMK);

-

88 doorgesneden jerrycans.

2.3.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is op 22 november 2017 door de Politie een proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: PV-WVV) opgemaakt. Deze berekening is gebaseerd op 88 in de woning aangetroffen opengesneden lege jerrycans, waarvan bij bemonstering van de daarin achtergebleven kristallen is gebleken dat deze MDMA bevatten. Op basis van het aantal lege jerrycans is becijferd dat het proces in totaal 440 kg droge MDMA kristallen moet hebben opgeleverd. Verder is, op basis van binnen het Drugs Informatie en Monitoring Systeem 2017 bekende informatie, gesteld dat met de veronderstelde aanwezige hoeveelheid MDMA uiteindelijk 2.728.819 XTC-pillen konden worden geproduceerd. Rekening houdend met een aftrek van 206.000 in beslaggenomen XTC-tabletten is de maximale opbrengst in geval van verkoop aan derden van de hiermee mogelijk te produceren XTC-pillen berekend op € 1.892.114 (2.522.819 x € 0,75 per pil).

2.4.

Op 23 mei 2018 heeft belanghebbende, na daartoe te zijn uitgenodigd, de aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 ingediend naar een belastbaar inkomen van € 3.123, zijnde de belastbare winst van zijn eenmanszaak. Met dagtekening 27 juli 2018 heeft de inspecteur een beschikking aan belanghebbende afgegeven waarin is opgenomen dat belanghebbende geen voorlopige aanslag over het jaar 2017 zou ontvangen in verband met de hoogte van zijn verzamelinkomen.

2.5.

Op 7 februari 2019 heeft de inspecteur een verzoek gedaan aan de Officier van Justitie (hierna: OvJ) tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De OvJ heeft dat verzoek op 13 februari 2019 voor akkoord ondertekend. Naar aanleiding van de ontvangen informatie uit het strafrechtelijk onderzoek is de inspecteur een fiscaal onderzoek naar belanghebbende gestart.

2.6.

Belanghebbende is door de Rechtbank Oost-Brabant op 12 maart 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Belanghebbende is vrijgesproken van het eveneens ten last gelegde feit van het aanwezig hebben van verdovende middelen, onder meer omdat uit het strafdossier niet blijkt van eerdere aanwezigheid van belanghebbende in de woning, terwijl de aangetroffen MDMA-kristallen, gelet op het productieproces daarvan, eerder moeten zijn geproduceerd.

2.7.

De controlerend ambtenaar heeft in het kader van het fiscaal onderzoek een vermogensvergelijking over het jaar 2017 opgesteld die is gebaseerd op het totale gezin (naast belanghebbende zijn vader, moeder en broer) waar belanghebbende deel van uitmaakt. Uit die vermogensvergelijking volgt een negatief netto-privé voor het hele gezin van € 1.417.

2.8.

Het rapport van het fiscaal onderzoek van 4 september 2019 heeft de inspecteur met dagtekening 9 september 2019 verstrekt aan belanghebbende. De inspecteur heeft in het rapport aangekondigd dat hij de definitieve aanslagen conform de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek zal vaststellen, alsmede een vergrijpboete zal opleggen van 100% op grond van artikel 67d van de AWR en de paragrafen 8, 25 en 26 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB).

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de aanslagen IB/PVV en Zvw, de boetebeschikking en de rentebeschikking naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de boetebeschikking en vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw en rentebeschikkingen conform de ingediende aangifte.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing