Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3206, AWB - 20 _ 852

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3206, AWB - 20 _ 852

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juni 2021
Datum publicatie
7 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3206
Zaaknummer
AWB - 20 _ 852

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/852, 20/853 en 20/855

uitspraak van 29 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrifte vervatte uitspraken van de inspecteur van 18 december 2019 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem voor de jaren 2013 tot en met 2015 opgelegde vergrijpboetes.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur]

De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd. Bij brief van 27 mei 2021 heeft de rechtbank deze termijn met zes weken verlengd.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep tegen de vergrijpboete met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 gegrond;

-

vermindert de opgelegde vergrijpboete voor het jaar 2013 tot € 212;

-

verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

-

vermindert de opgelegde vergrijpboetes voor de jaren 2014 en 2015 als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn als volgt:

2014 € 850

2015 € 850;

-

veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 410,20;

-

veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [onderneming] . De activiteiten van de eenmanszaak betreffen onder andere belastingadvies, advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering en advies aan ondernemingen en particulieren: fiscaal, economisch en juridisch. Belanghebbende was voorheen belastingadviseur bij [onderneming 2] en staat nu zelfstandig ingeschreven in het Register Belastingconsulenten (RB) onder nummer [nummer] .

2.2.

Naast de onder 2.1 genoemde werkzaamheden verricht belanghebbende diverse andere diensten aan verschillende entiteiten binnen de [Stichting] . Deze activiteiten betreffen onder andere loonwerk op het landgoed.

2.3.

Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende aangiften IB/PVV ingediend. In beide aangiften heeft belanghebbende voor het privégebruik auto een bedrag van € 1.360 aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Dit bedrag is als volgt berekend, € 27.206 x 10% gedeeld door twee. Dit laatste omdat het slechts de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013 betreft. Belanghebbende heeft hetzelfde bedrag, € 1.360, opgenomen als kosten bij resultaat uit overige werkzaamheden waardoor per saldo geen bijtelling voor privégebruik heeft plaatsgehad in 2013.

2.4.

Voor het jaar 2014 heeft belanghebbende diverse aangiften IB/PVV ingediend. In geen van die aangiften heeft hij privégebruik auto aangegeven.

2.5.

In de door belanghebbende voor het jaar 2015 ingediende aangifte IB/PVV heeft hij in de toelichting op de vermogensvergelijking een bedrag van € 5.499 opgenomen als berekend privégebruik auto (cataloguswaarde € 27.495, periode 1 januari tot en met 31 december). Belanghebbende heeft dit bedrag niet verwerkt als bijtelling in het resultaat.

2.6.

Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld. Aanvankelijk betrof dat alleen de omzetbelasting, maar dat is uitgebreid naar de inkomstenbelasting over de jaren 2013 tot en met 2015. Het conceptrapport van het boekenonderzoek is opgesteld met dagtekening 10 november 2017. In dit rapport is onder andere geconcludeerd dat belanghebbende ten onrechte geen winstcorrectie heeft aangebracht wegens privégebruik auto en heeft de inspecteur vergrijpboetes aangekondigd.

2.7.

De inspecteur heeft (navorderings-) aanslagen IB/PVV over de jaren 2013 tot en met 2015 opgelegd voor onder andere die winstcorrectie. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur aan belanghebbende vergrijpboetes opgelegd op grond van artikel 67d en 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) wegens voorwaardelijke opzet naar de volgende bedragen.

2013

€ 8.306

2014

€ 12.954

2015

€ 16.882

2.8.

Belanghebbende heeft op 9 en 20 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen zowel de (navorderings-) aanslagen als tegen de vergrijpboetes.

2.9.

Gedurende de bezwaarfase heeft belanghebbende op 18 juni 2019 aan de inspecteur een email gestuurd met daarin, voor zover van belang, de volgende tekst.

“Onbewust heb ik verzuimd, ten onrechte aannemend dat dit aan elkaar gekoppeld was, en het feit dat ik in het verleden weinig/geen aangiften deed met privégebruik auto, de privécorrectie extra in de W&V op te nemen. Ik neem me dit nu ook kwalijk nu sowieso de wil er was om m.i.v. 2015 daadwerkelijk aan te geven. In 2017 is het privégebruik sowieso in de autokosten verwerkt, zodat er negatieve autokosten zijn….”.

2.10.

In de bezwaarfase is uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst gesloten waardoor de (navorderings-) aanslagen zijn verminderd. In deze overeenkomst zijn de vergrijpboetes voor het niet correct aangeven van het privégebruik auto niet meegenomen. Wel heeft de inspecteur de opgelegde boetes gematigd tot de volgende bedragen:

2013

€ 500

2014

€ 1.000

2015

€ 1.000

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil of de boetebeschikkingen terecht zijn opgelegd.

4 Beoordeling