Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3231, 20/557 t/m 20/560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3231, 20/557 t/m 20/560

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 juni 2021
Datum publicatie
7 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3231
Zaaknummer
20/557 t/m 20/560

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/557 tot en met 20/560

uitspraak van 25 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummers [aanslagnummer] .H.47.01, [aanslagnummer] .H.57.01 en [aanslagnummer] .H.66.01 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet met aanslagnummer [aanslagnummer] .W.66.01.4 en de bij beschikkingen opgelegde boetes.

De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 14 december 2020. De inspecteur stelt dat verzending heeft plaatsgevonden op 15 december 2020. De inspecteur heeft bij zijn brief met dagtekening 21 april 2021 een uitdraai van PostNL bijgevoegd. Hieruit blijkt dat een poststuk dat aangetekend verstuurd is aan belanghebbende, door belanghebbende ontvangen is op 16 december 2020. Belanghebbende heeft niet gesteld wanneer hij de uitspraken op bezwaar ontvangen zou hebben of dat deze uitdraai van PostNL om een ander poststuk zou gaan. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat de uitspraken op bezwaar op 15 december 2020 zijn verzonden en belanghebbende de uitspraken op bezwaar op 16 december 2020 ontvangen heeft.

De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 26 januari 2021, zes weken na de verzending van de uitspraken op bezwaar. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Het beroepschrift is op 3 februari 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.

De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.

De griffier heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende stelt hiertoe dat zij direct na ontvangst van de brief van de belastingdienst beroep aangetekend heeft. Daarnaast schrijft belanghebbende in haar brief met dagtekening 28 april 2021 dat zij in deze periode ook geveld is door Corona, wat invloed kan hebben op de vertraging. Tot slot stelt belanghebbende dat de belastingdienst ook een vertragende factor is.

De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende de bewijslast rust. Zij dient aldus aannemelijk te maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank ziet in de door belanghebbende aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft begrip voor de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het Coronavirus, maar het gaat erom of belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen. Door belanghebbende is niet aannemelijk gemaakt dat zij hiertoe niet in staat is geweest; daarvoor is haar stelling dat Corona invloed kan hebben gehad op de vertraging niet voldoende.

Belanghebbende stelt verder dat zij direct na ontvangst van de uitspraken op bezwaar haar beroep heeft ingesteld. De poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is ingediend is slecht leesbaar. Door belanghebbende is niet gesteld of onderbouwd op of omstreeks welke datum belanghebbende het beroepschrift ter post zou hebben bezorgd. Gelet op de ontvangst van het beroepschrift bij de rechtbank op 3 februari 2021, acht de rechtbank het tevens niet aannemelijk dat belanghebbende het beroep direct na ontvangst van de uitspraken op bezwaar heeft ingesteld. De termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank niet verschoonbaar.

Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat hoe de procedure van belanghebbende is verlopen tot aan de uitspraken op bezwaar niet van belang is bij het beoordelen van de tijdigheid van het beroep. De stelling van belanghebbende dat de belastingdienst ook een vertragende factor is, leidt daarom niet tot een ander oordeel.

De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 25 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.