Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3297, BRE-18_2784

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3297, BRE-18_2784

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 mei 2021
Datum publicatie
23 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3297
Zaaknummer
BRE-18_2784

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 18/2784

uitspraak van 21 mei 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een navorderings-aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 720.171 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.850. Voorts is gelijktijdig bij beschikking een vergrijpboete van € 50.000 opgelegd en bij beschikking belastingrente van € 59.109 berekend.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 april 2018 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 634.175 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.850, de boete gehandhaafd en de belastingrente herrekend naar € 51.350.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 1 mei 2018, ontvangen bij de rechtbank op 3 mei 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. drs. A. Beckers, verbonden aan Beckers & Bergmans advocaten te [woonplaats] , en namens de inspecteur, [verweerder 1] en [verweerder 2] .

1.6.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende woont in het jaar 2012 op het adres [adres] te [woonplaats] met twee van zijn kinderen, [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] . In de naastgelegen woning, [adres buren] woont de moeder van [jongmeerderjarige 3] , [moeder] . Het derde kind van belanghebbende, [jongmeerderjarige 4] ), is woonachtig bij de moeder.

2.2.

In 2012 drijft belanghebbende een eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak] aan de [adres eenmanszaak] te [woonplaats] . De activiteiten van de eenmanszaak zijn het importeren en exporteren van een groothandel in [activiteit eenmanszaak] . In het bijzonder de verkoop van [activiteit eenmanszaak] in de vorm van een [activiteit eenmanszaak] .

2.3.

Aan belanghebbende is met dagtekening 28 februari 2013 een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV 2012 uitgereikt. Op 31 maart 2013 is een verzoek tot uitstel voor het indienen van de aangifte gedaan. Op grond van de BECON-regeling is aan het verzoek tegemoet gekomen. Belanghebbende heeft na een herinnering en een aanmaning de aangifte niet binnen de op de aanmaning gestelde termijn ingediend.

2.4.

Op [invaldatum] heeft de politie een inval gedaan bij belanghebbende en hem aangehouden wegens overtreding van de [overtreding] .

2.5.

Bij de inval is bij belanghebbende 1.097,3 [beslag] en [beslag] aan contanten in beslag genomen.

2.6.

Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende heeft de politie een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict opgemaakt. Dit rapport met nummer [politierapport] (hierna: het politierapport) dateert van [data politierapport] . Het politierapport is gebaseerd op de onderzoeksperiode van [transactiedatum] tot en met [invaldatum] . Op basis van het RIEC-convenant heeft de politie het politierapport met de Belastingdienst gedeeld.

2.7.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 december 2014 een ambtshalve aanslag opgelegd met een verzamelinkomen van € 69.850. Het verzamelinkomen bestaat voor € 65.000 uit inkomen uit werk en woning en voor € 4.850 uit inkomen uit sparen en beleggen.

2.8.

Op 11 april 2016 heeft belanghebbende alsnog een aangifte ingediend, naar een negatief verzamelinkomen van € 1.021. Het verzamelinkomen bestaat geheel uit inkomen uit werk en woning.

2.9.

Op 9 december 2017 heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd gebaseerd op de uitkomsten van het politierapport. De inspecteur heeft daarbij het inkomen gecorrigeerd met een bedrag van € 655.171 aan resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: ROW).

2.10.

Belanghebbende heeft tijdig bezwaar ingediend.

2.11.

Bij vonnis van rechtbank Limburg is belanghebbende op 26 juli 2017 veroordeeld. De volgende feiten zijn bewezenverklaard:

“1.

op 23 februari 2013 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd, verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van ongeveer 1 kilogram, zijnde [beslag] een middel als bedoeld in de bij de [overtreding] behorende lijst II;

2.

op [invaldatum] te [woonplaats] , opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid van ongeveer 920 [beslag] , zijnde [beslag] een middel als bedoeld in de bij de [overtreding] behorende lijst II,

en

op [invaldatum] te [woonplaats] en/of Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 920 [beslag] , zijnde [beslag] een middel als bedoeld in de bij de [overtreding] behorende lijst II;

3.

op [invaldatum] te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 137,3 [beslag] , zijnde [beslag] een middel vermeld op de bij de [overtreding] behorende lijst II;

4.

op 13 juni 2013 te Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer [beslag] , zijnde [beslag] een middel als bedoeld in de bij de [overtreding] behorende lijst II.”

Belanghebbende heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

2.12.

De inspecteur heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Belanghebbende is voor feiten uit het jaar 2012 niet strafrechtelijk veroordeeld, en daarom is de kostenbeperking ten onrechte toegepast. De inspecteur heeft alsnog rekening gehouden met de kosten van € 55.930, zoals opgenomen in het politierapport. Ook was ten onrechte geen rekening gehouden met een verdeling van de inkomsten bij de transactie van [beslag] van [transactiedatum] . De netto omzet van € 60.130 is voor 50% toe te rekenen aan belanghebbende. De inspecteur heeft het ROW teruggebracht tot een bedrag van € 569.175. en het verzamelinkomen vastgesteld op een bedrag van € 634.175.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

- Heeft de inspecteur terecht een navorderingsaanslag opgelegd?

- Is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de vereiste aangifte niet is gedaan?

- Is de navorderingsaanslag naar een juist bedrag vastgesteld?

- Heeft de inspecteur de beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

- Is de boetebeschikking terecht en juist vastgesteld?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslag en boetebeschikking.

De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, slechts ten aanzien van de kostenvergoeding in de bezwaarfase. Voor het overige concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing