Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3301, BRE-18_4247
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3301, BRE-18_4247
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juni 2021
- Datum publicatie
- 23 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3301
- Zaaknummer
- BRE-18_4247
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/4247
uitspraak van
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd in [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met betrekking tot de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 (omzetbelastingnummer [aanslagnummer] ) bij beschikking van 27 september 2017, referentie [aanslagnummer] een informatiebeschikking gegeven.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 25 juni 2018, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, [bestuurder] , vergezeld van zijn echtgenote, zijn gemachtigden S.F. van Immerseel en D.J. Franssen, verbonden aan De Bont Advocaten te Amsterdam, en [inspecteur] en [inspecteur] namens de inspecteur. Tijdens deze zitting is [getuige] als getuige verschenen en gehoord.
Op de zitting van de rechtbank zijn vier samenhangende beroepschriften behandeld van [medebelanghebbende] , zaaknummer BRE 18/4243, [bestuurder] , zaaknummer 18/4244, [medebelanghebbende] zaaknummer 18/4245 en [belanghebbende] (belanghebbende), zaaknummer 18/4247.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
[bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is de echtgenoot van [medebelanghebbende] . [bestuurder] houdt sinds 25 mei 1999 alle aandelen in [medebelanghebbende] . Belanghebbende houdt sinds 28 mei 2009 op haar beurt alle aandelen in [medebelanghebbende] . [bestuurder] is de bestuurder van belanghebbende en daarmee tevens van [medebelanghebbende] .
[medebelanghebbende] vormt met [medebelanghebbende] een fiscale eenheid voor de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting. [medebelanghebbende] houdt zich hoofdzakelijk bezig met verkopen en leggen van parketvloeren en de fabricage en montage van keukens (inclusief apparatuur). Daarnaast levert [medebelanghebbende] ook op maat gemaakte meubels en interieurbetimmering. Belanghebbende doet per kwartaal aangifte voor de omzetbelasting.
In 2013, 2014 en 2015 heeft [medebelanghebbende] jaarlijks voor de volgende bedragen materialen en apparatuur ingekocht, ten behoeve van de productie en verkoop van keukens en parketvloeren:
2013 € 458.000
2014 € 486.586
2015 € 546.220
Deze inkopen bestaan onder meer uit kant en klare parketvloeren, hout, plaatdelen, keukenapparatuur en dergelijken.
Belanghebbende heeft in de jaren 2013 tot en met 2015 de volgende omzetten verantwoord:
2013 € 698.889
2014 € 871.626
2015 € 938.885.
Op 4 november 2016 heeft [inspecteur] , controleambtenaar, (hierna: [inspecteur] ) een aankondiging van een boekenonderzoek naar belanghebbende gestuurd. Het onderzoek had betrekking op de vennootschapsbelasting 2014 en de omzetbelasting over 2014.
Op 23 november 2016 heeft het inleidende gesprek plaatsgevonden op het bedrijfsadres van belanghebbende te [vestigingsplaats] . Dit is tevens het woonadres van [bestuurder] .
In de periode 1 december 2016 tot en met 31 mei 2017 heeft de inspecteur meerdere derdenonderzoeken uitgevoerd bij klanten, leveranciers en andere relaties van [medebelanghebbende] en [bestuurder] .
Op 1 december 2016 heeft [inspecteur] aan belanghebbende schriftelijk kenbaar gemaakt dat het onderzoek, zowel ten aanzien van de vennootschapsbelasting als de omzetbelasting, wordt uitgebreid en zal zien op de jaren 2012 tot en met 2015. Ook wordt om administratieve bescheiden gevraagd.
Bij brief van 1 februari 2017 hebben [inspecteur] en [inspecteur] (hierna: [inspecteur] ) schriftelijk informatie opgevraagd bij [toenmalige gemachtigde] (de toenmalige gemachtigde van belanghebbende; hierna: [toenmalige gemachtigde] ). Bij e-mail van 13 februari 2017 heeft [toenmalige gemachtigde] het verzoek om informatie van 1 februari 2017 beantwoord.
Op 23 februari 2017 en 9 maart 2017 hebben [inspecteur] en [inspecteur] met [bestuurder] , [medebelanghebbende] en [toenmalige gemachtigde] de voorlopige uitkomsten van het boekenonderzoek besproken. Tijdens deze besprekingen heeft [inspecteur] tevens vragen gesteld over de periode 2011 tot en met 2016. Van beide besprekingen zijn door de Belastingdienst verslagen opgemaakt.
Bij brief van 12 april 2017 heeft [toenmalige gemachtigde] schriftelijk op de besprekingen van 23 februari 2017 en 9 maart 2017 gereageerd. In reactie op deze brief heeft [inspecteur] bij e-mail van 20 april 2017 laten weten dat het boekenonderzoek nog niet is afgerond.
Op 1 augustus 2017 hebben [inspecteur] en [inspecteur] een aanvullende vragenbrief aan belanghebbende gestuurd, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Geachte directie,
Het ingestelde boekenonderzoek inzake [medebelanghebbende] c.s. is nog niet afgerond. Het onderzoek heeft betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften:
- vennootschapsbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015;
- omzetbelasting nummer [aanslagnummer] ( [belanghebbende] ) over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015.
Tijdens het inleidend gesprek en de besprekingen van 23 februari 2017 en 9 maart 2017 zijn diverse zaken aan de orde geweest, waarbij reeds de nodige vragen zijn gesteld en ook zijn beantwoord. Voor een juiste vastlegging stellen wij u langs deze weg wederom een aantal vragen.
In de meeste gevallen zijn die destijds al besproken, in een enkel geval gaat het om een vraag die nog niet is gesteld. Diverse vragen hebben in eerste instantie met uw privésituatie te maken. Deze kunnen echter ook van invloed zijn op de beoordeling van de aangiften van uw vennootschap.
Tenslotte treft u nog vragen aan die betrekking hebben op 2016 of later. Die jaren zijn nog niet in het onderzoek betrokken, maar de mogelijkheid bestaat dat alsnog uitbreiding plaatsvindt. Het betreft de volgende vragen:
1 Registratie uren werknemers
Is een registratie gevoerd van de gewerkte uren van het personeel in de werkplaats en op locatie? Graag ontvangen wij een overzicht over de periode 2011 tot en met 2015.