Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3316, BRE - 20 _ 8031

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3316, BRE - 20 _ 8031

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juni 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3316
Zaaknummer
BRE - 20 _ 8031

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8031

uitspraak van 29 juni 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te ‘s [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 7 juli 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting van € 8.598 (aanslagnummer [aanslagnummer] ), (hierna: de naheffingsaanslag) en de gelijktijdig opgelegde beschikking heffingsrente van

€ 1.219 (hierna: heffingsrente).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] (ontvanger).

De gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 april 2021 aan Ausma Advocaten, ter attentie van de heer mr. R. Zilver op het adres Maliesingel 2 te 3581 BA Utrecht, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 30 april 2021 aan de gemachtigde op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar met uitzondering van de beslissing tot de proceskostenvergoeding;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot € 6.448 en vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van

€ 801;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 178 aan haar vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende stond van 29 november 2004 tot en met 10 oktober 2007 ingeschreven op het adres [adres] , in [vestigingsplaats] ( [land] ).

2.2.

Vanaf 2005 heeft belanghebbende zich in [land] aangemeld als handelsreiziger en zij doet vanaf 2005 tot en met 2012 aangiften inkomsten- en omzetbelasting in [land] .

2.3.

Belanghebbende heeft in 2007 het perceel gekocht gelegen aan de [woonplaats] (s) te [postcode + woonplaats] Volgens de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) is belanghebbende vanaf 10 oktober 2007 ingeschreven op het adres [woonplaats] (s) te [postcode + woonplaats] (hierna: woonadres).

2.4.

De minderjarige kinderen van belanghebbende waren in de jaren 2008 tot en met 2013 ingeschreven op het woonadres.

2.5.

In 2008 is gestart met de bouw van een woning op het in 2.1 genoemde perceel.

2.6.

In 2009 heeft belanghebbende bedragen overgemaakt naar de bankrekening van een aannemersbedrijf. Het betreft een zestal betalingen in de periode van 13 januari 2009 en 1 juni 2009 waarbij verwezen wordt naar factuurnummers. In totaal heeft belanghebbende een bedrag van € 67.383,78 betaald.

2.7.

Belanghebbende heeft een (Nederlandse) bankrekening bij de Rabobank. Tevens heeft zij een creditcard. Belanghebbende heeft in 2009 de volgende stortingen gedaan op haar bankrekening en creditcard.

Stortingen op de bankrekening

Stortingen op de creditcard

Datum

Bedrag

Datum

Bedrag

Totaal

27 februari 2009

€ 37.500,00

5 februari 2009

€ 860,00

18 september 2009

€ 1.500,00

11 mei 2009

€ 300,00

7 december 2009

€ 60,00

€ 39.000,00

€ 1.220,00

€ 40.220,00

2.8.

Belanghebbende heeft in Nederland over het jaar 2009 geen aangifte omzetbelasting gedaan. Zij was ook niet als ondernemer voor de omzetbelasting opgenomen in het bestand van de Belastingdienst.

2.9.

In 2013 heeft belanghebbende een ongeluk gehad. Zij ligt sindsdien in coma.

2.10.

Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur op 11 oktober 2013 een verzoek gedaan op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) met het oog op de beoordeling van de belastingjaren 2008 tot en met 2013 (inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, bijdrage Zorgverzekeringswet en omzetbelasting).

2.11.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek aangekondigd. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur een kasopstelling gemaakt waarop o.a. de naheffingsaanslag omzetbelasting is gebaseerd. Om de na te heffen omzetbelasting te berekenen heeft de inspecteur de uitkomsten van de kasopstelling omgerekend naar ‘ontvangstenbedragen’. Daarbij is een factor 400/300 gebruikt (hierna: de factor).

2.12.

In het rapport boekenonderzoek van 19 december 2013, p. 4 tot en met 7 staat, voor zover hier van belang, het volgende:

[partner] en kinderen:

[belanghebbende] heeft samen met [partner] twee kinderen: [kind 1] , geboren op 12-01-2008 en [kind 2] , geboren op 04-10-2010. Beide kinderen staan vanaf hun geboorte ingeschreven op het adres [woonplaats] (s) in [woonplaats] . Beide kinderen gaan naar school in [woonplaats] .

Tijdens een doorzoeking op 31-10-2013 is in een woning aan de [adres] in [woonplaats] een brief aangetroffen van de Rechtbank in ’s-Hertogenbosch d.d. 03-03-2011 gericht aan [partner] , adres [woonplaats] in [woonplaats] . Onderwerp van deze brief is het doen toekomen van een uittreksel uit het gezagsregister. Volgens dit uittreksel is besloten dat de ouders ( [partner] en [belanghebbende] ) op eensluidend verzoek, gezamenlijk het gezag uitoefenen over [kind 2] . Daarnaast is tijdens een doorzoeking op 31-10-2013 in de woning aan de [woonplaats] in ’s [woonplaats] een schrift aangetroffen met op het voorblad de tekst: [schrift] ”. Dit schrift bevat door [belanghebbende] geschreven notities in het kader van de geboorte van haar zoon [kind 1] op 12-01-2008. In dit schrift staat onder andere het volgende genoteerd:

 “ “Dit hebben pappa en mamma allemaal gedaan als voorbereiding (...) je mooie junglekamer van Vibel”. Deze kamer is tijdens de doorzoeking op 31 oktober 2013 aangetroffen op het adres [woonplaats] in ’ [woonplaats] .

-

“Ons adres: [woonplaats] , [postcode + woonplaats] ”

-

“Ik ging voor het eerst met vakantie toen ik 4 maanden was. Ik ging samen met papa en mama naar [buitenland] ”

-

“Ik vierde mijn eerste kerstmis met papa en mama. Dat deden wij in [buitenland] , lekker in de zon. We zijn 17 dagen daar geweest".

Declaraties bij VGZ:

[belanghebbende] is klant bij zorgverzekeraar VGZ, haar klantnummer is [klantnummer] Bij

zorgverzekeraar VGZ hebben wij informatie opgevraagd omtrent de kostennota's in verband met

gezondheidszorg die door [belanghebbende] vanaf 01-01-2007 gedeclareerd worden. Uit de

informatie die wij op 24-07-2014 van het VGZ gekregen hebben blijkt het volgende:

-

Onder de rubriek “adres bekend bij VGZ" wordt vermeld “ [woonplaats] in [woonplaats] ”.

-

Ten name van “ [belanghebbende] ”. Het klantnummer is [klantnummer]

-

Vanaf 02-02-2007 tot en met 31-12-2012 ontvangt het VGZ € 10.367,99 aan premies op dit

-

klantnummer.

-

Vanaf 01-01-2007 tot en met 31-12-2012 worden in totaal 393 verschillende zorgkosten (bij

-

huisartsen, ziekenhuizen en apotheken) gedeclareerd op dit klantnummer. De gedeclareerde zorg

-

vindt in alle gevallen plaats in, of in de omgeving van ’ [woonplaats] .

-

Vanaf 01-01-2007 tot en met 31-12-2012 ontvangt [belanghebbende] in totaal op 167

verschillende data zorg van een zorgverlener (bij huisartsen, ziekenhuizen en apotheken) waarvoor

ook kosten worden gedeclareerd. Deze zorg vindt in alle gevallen plaats in, of in de omgeving van [woonplaats] .

Contante stortingen bij filialen van de Rabobank;

Wij beschikken over de afschriften vanaf 14-12-2006 tot en met 13-09-2013 van de bankrekening op naam van [belanghebbende] bij de Rabobank, rekeningnummer: [rekeningnummer] . Regelmatig stort

[belanghebbende] contant geld op deze bankrekening. Dit is alleen mogelijk in Nederland. Op de volgende data doet [belanghebbende] contante stortingen:

(…)

Contante opnames in Nederland:

Op de bankafschriften vanaf 14-12-2006 tot en met 13-09-2013 van de bankrekening op naam van

[belanghebbende] zien wij de volgende contante opnamen in Nederland:

(…)

Mutaties op Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [belanghebbende] :

Op de afschriften vanaf 14-12-2006 tot en met 31-12-2012 van de bankrekening van [belanghebbende]

treffen de volgende mutaties aan die wijzen op een verblijf in Nederland:

(…)

-

Op 20-02-2009 wordt € 92,82 van deze rekening afgeschreven naar AEK verwarmingsservice met als omschrijving: “AEK warmte totaal zorg, factuur [factuurnr] , mw [partner] [woonplaats] , 5223GV Den Bosch"

-

Op 07-05-2009 wordt € 88,60 van deze rekening afgeschreven met als omschrijving: “032 H&M Den Bosch 'S-HERTOGENBO Pinautomaat 12:33 [pasnr] ”

-

Op 04-06-2009 wordt € 126,00 op deze rekening bijgeschreven met als omschrijving: "ESSENT SHARED SERVICES C ESSENT ENERGIE [betalingskenmerk] 26.05.2009 126,00-BTW 0,00 A-CONTO BETALING [woonplaats] ”

-

Op 24-07-2009 wordt € 165,00 van deze rekening afgeschreven met als omschrijving:

"OLLEKEBOLLEKE OSS Pinautomaat 13:07 [pasnr] ”

 Op 16-10-2009 wordt € 0,01 van deze rekening afgeschreven met als omschrijving:

“BELCOMPANY 157 'S-HERTOGENBO Pinautomaat 14:03 [pasnr] ”

 Op 30-11-2009 wordt € 328,28 op deze rekening bijgeschreven met als omschrijving: “ESSENT

SHARED SERVICES C ESSENT ENERGIE [betalingskenmerk] 15.11.2009 328,28-BTW 52,37- VERBRUIKSAFR [woonplaats] * [woonplaats] ”

-

Op 22-01-2010 wordt € 19,60 van deze rekening afgeschreven met als omschrijving: “KRUIDVAT 2917 S-HERTOGENBO Pinautomaat 14:43 [pasnr] "

-

Op 19-02-2010 wordt € 159,00 van deze rekening afgeschreven met als omschrijving: “VAN

ROSMALEN BADK. S-HERTOGENBO Pinautomaat 10:36 [pasnr] ”

(…)

Foto's zilvergrijze [automerk] :

Vanaf 03-01-2005 staat een zilvergrijze [automerk] met kenteken [kenteken]

op naam van [belanghebbende] . Zij is ook gebruiker van deze auto. Op 12-02-2007 zijn

luchtfoto's genomen waarop deze auto te zien is op het perceel [woonplaats] in [woonplaats] .

Contante stortingen op rekening creditcard:

Regelmatig stort [belanghebbende] contant geld op haar creditcard account. Dit is alleen mogelijk in Nederland.”

2.13.

In de bezwaarfase is de naheffingsaanslag verminderd. De inspecteur heeft een nieuwe kasopstelling gemaakt (hierna: de herziene kasopstelling) waarbij de uitgaven die toe te rekenen zijn aan de voormalige partner van belanghebbende buiten beschouwing zijn gelaten. De inspecteur heeft de na te heffen omzetbelasting berekend met toepassing van de factor, derhalve € 40.389 x 400/300, zijnde € 53.852. De verschuldigde omzetbelasting is verminderd naar € 8.598 (19/119 x € 53.852). Tevens is de vergrijpboete vernietigd.

2.14.

Tussen partijen is in geschil of de fiscale woonplaats van belanghebbende Nederland is. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is tevens in geschil of de naheffingsaanslag en de heffingsrente tot juiste bedragen zijn vastgesteld.

Fiscale woonplaats

2.15.

Belanghebbende heeft primair aangevoerd dat de inspecteur ten onrechte heeft gesteld dat haar fiscale woonplaats Nederland is.

2.16.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, mede gelet op het rapport boekenonderzoek (zie 2.12), aannemelijk gemaakt dat de fiscale woonplaats van belanghebbende in het jaar 2009 Nederland is. De blote stelling van belanghebbende dat haar fiscale woonplaats elders was leidt – nu dit standpunt niet nader is onderbouwd – niet tot een ander oordeel.

Hoogte naheffingsaanslag

2.17.

Subsidiair heeft belanghebbende gesteld dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld omdat in de herziene kasopstelling een aantal bedragen ten onrechte zouden zijn opgenomen. Hiertoe heeft belanghebbende mede verwezen naar de procedure met betrekking tot de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 20131. Belanghebbende heeft overigens niet betwist dat zij met omzetbelasting belaste omzet heeft gerealiseerd.

Volgens belanghebbende is in de herziene kasopstelling ten onrechte rekening gehouden met een contante storting van € 37.500 omdat dit bedrag door belanghebbende ontvangen zou zijn voor de aanschaf van een auto. Daarnaast heeft de inspecteur ten onrechte de uitgave van € 1.049,50 in aanmerking genomen omdat deze uitgave betrekking had op een vliegreis voor meerdere personen waarvoor belanghebbende € 200 heeft betaald. Volgens belanghebbende is de rest van het bedrag door haar reisgenoten betaald.

Voorts bepleit belanghebbende dat de inspecteur ten onrechte de factor heeft toegepast zodat de naheffingsaanslag verminderd dient te worden naar 19/119 x € 2.039,50 (€ 40.389 verminderd met € 37.500 en € 849,50). Alsdan bedraagt de verschuldigde omzetbelasting afgerond € 326. Aangezien belanghebbende voor die situatie een beroep wenst te doen op de toepassing van de KOR, bedraagt de verschuldigde omzetbelasting nihil, aldus de gemachtigde.

2.18.

Uit het beroepschrift leidt de rechtbank af dat belanghebbende het bestaan van in Nederland met omzetbelasting belaste omzet als zodanig niet betwist. Zij betwist slechts de hoogte van de belaste omzet, nu zij enkel opkomt tegen enkele specifieke bedragen uit de herziene kasopstelling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur met het overleggen van de herziene kasopstelling aannemelijk gemaakt dat belanghebbende € 40.389 meer inkomsten heeft genoten dan welke zij heeft aangegeven. Indien een adequaat opgesteld kasoverzicht erin resulteert dat er sprake is van een kastekort, betekent dat dat er een bron moet zijn die een verklaring vormt voor het ter beschikking hebben van gelden ter hoogte van het kastekort. Een kastekort is namelijk uit de aard van de zaak niet mogelijk. Indien er geen plausibele bron is, is als uitgangspunt aannemelijk dat werkzaamheden zijn gedaan waarmee inkomen in contanten is verdiend. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende voor een bedrag van € 40.389 aan inkomsten heeft gegenereerd met in Nederland met omzetbelasting belaste bedrijfsactiviteiten. De door belanghebbende aangevoerde argumenten (zie 2.17) doen hier niet aan af. Zonder nadere onderbouwing acht de rechtbank deze blote stellingen onvoldoende om de door de inspecteur aan de hand van de herziene kasopstelling vastgestelde belaste omzet te betwisten.

2.19.

Ten aanzien van de factor heeft de inspecteur ter zitting desgevraagd verklaard dat deze factor is toegepast als opslag om de hoogte van de omzet te bepalen. De reden waarom de inspecteur juist voor deze factor heeft gekozen heeft de inspecteur niet gegeven. De inspecteur heeft nog verwezen naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch2 en gesteld dat de factor door het Hof is geaccepteerd. Verder heeft de inspecteur opgemerkt dat de factor naar de mening van de inspecteur zeer redelijk is.

2.20.

Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat een bepaalde factor toegepast kan worden om de met omzetbelasting belaste omzet te bepalen in een geval als het onderhavige, heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast om de toegepaste factor aannemelijk te maken. De inspecteur heeft niet onderbouwd waarop de factor gebaseerd is. De verwijzing van de inspecteur naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch kan de inspecteur evenmin baten nu in die zaak de factor door de betreffende belanghebbende niet werd betwist3. Dit brengt mee dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld. De naheffingsaanslag dient verminderd te worden naar € 6.448, zijnde 19/119 maal € 40.389.

Heffingsrente

2.21.

Nu de naheffingsaanslag verminderd dient te worden, dient ook de heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.

Conclusie

2.22.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.23.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 801 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534, een wegingsfactor 1 en een samenstelfactor van 1,5 wegens samenhang met de onder 2.17 genoemde IB/PVV zaken).

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 29 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.