Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3486, AWB - 19 _ 5798
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3486, AWB - 19 _ 5798
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 juli 2021
- Datum publicatie
- 19 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3486
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 5798
Inhoudsindicatie
voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt
Uitspraak
Belastingrecht
Zaaknummer BRE 19/5798
Uitspraak van 1 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
verweerder.
1 Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan [adres] in [plaats] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 173.000,- (vorderingsnummer [nummer] ). In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2019 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de WOZ-waarde bijgesteld naar € 142.000,-.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 mei 2021. Hierbij zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [inspecteur] .
2 Overwegingen
Belanghebbende is eigenaar en bewoner van de onroerende zaak aan [adres] in [plaats] . Het betreft een chalet/stacaravan (hierna: het object). Het perceel van belanghebbende is 1.276 m² groot en gelegen op Bedrijventerrein [bedrijventerrein] . Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bedrijventerrein [bedrijventerrein] 2008” heeft het perceel een woonbestemming, maar mag er geen woning op gebouwd worden, omdat het perceel de functieaanduiding “erf” heeft. De bewoning door belanghebbende wordt door de gemeente gedoogd.
In de WOZ-beschikking van 28 februari 2019 en in de uitspraak op bezwaar is het object aangemerkt als “niet-woning”. Naar aanleiding van het ingestelde beroep heeft nader onderzoek ter plaatse plaatsgevonden. Dit heeft ertoe geleid dat het object met ingang van belastingjaar 2020 als woning in de heffing wordt betrokken.
Ter zitting heeft belanghebbende toegelicht dat hij met deze beroepsprocedure wil bereiken dat een opvolgend eigenaar (ofwel een koper ofwel zijn kinderen) legaal kunnen wonen en een huis kunnen bouwen op het perceel en dat de WOZ-waarde wat hem betreft niet in geschil is. De rechtbank overweegt dat dit resultaat door belanghebbende in deze procedure niet kan worden bereikt, zodat hij geen procesbelang heeft.
De rechtbank begrijpt dat belanghebbende wil dat er in het bestemmingsplan een bouwvlak op zijn perceel wordt gerealiseerd. Om die mogelijkheid te bespreken, dient belanghebbende contact op te nemen met de afdeling ruimtelijke ordening van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] . De heffingsambtenaar heeft hier geen invloed op en dient uit te gaan van de gegevens in het geldende bestemmingsplan.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat de aan het object toegekende code [code] een interne, administratieve code is, die ervoor zorgt dat de zaak van belanghebbende bij dezelfde taxateur in behandeling blijft. Dat deze code intern zou staan voor “wonen/bedrijf” betekent dus niet dat het object voor het bepalen van de WOZ-waarde nog als bedrijfsobject wordt aangemerkt. De heffingsambtenaar heeft ter zitting bevestigd dat het woningtarief wordt gehanteerd. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is deze code dus niet van invloed op de WOZ-waarde van het object en/of de mogelijkheid om legaal te wonen en bouwen op het perceel.
Gelet op het voorgaande zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 1 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.