Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3582, AWB - 20 _ 7146
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3582, AWB - 20 _ 7146
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 juli 2021
- Datum publicatie
- 30 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3582
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 7146
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7146
uitspraak van 16 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 15 mei 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ([aanslagnummer].).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] en drs. [inspecteur].
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 21 mei 2021, op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 2 juni 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Het onderzoek ter zitting heeft daarom zonder de aanwezigheid van belanghebbende plaatsgevonden.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2018. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte uiterlijk op 18 november 2019 moet zijn ontvangen door de inspecteur. Op 16 december 2019 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 ingediend.
Belanghebbende woont in het jaar 2018 in Singapore. De uitnodiging, herinnering en aanmaning zijn verzonden naar het adres van belanghebbende in Singapore.
De definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 is met dagtekening 26 maart 2020 aan belanghebbende opgelegd. Bij de aanslag is een verzuimboete opgelegd tot een bedrag van € 369, vanwege het niet tijdig indienen van de aangifte.
In geschil is of de aan belanghebbende bij de aanslag IB/PVV 2018 opgelegde verzuimboete terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.
Ingevolge artikel 67a van de AWR, gelezen in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR, kan voor het niet-tijdig indienen van de aangifte voor een aanslagbelasting een boete worden opgelegd indien de belastingplichtige is aangemaand binnen een in de aanmaning gestelde termijn aangifte te doen. De boete bedraagt op grond van paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst in beginsel 7% van het wettelijke maximum, zijnde € 369. Voor het opleggen is geen opzet of grove schuld vereist. Een verzuimboete kan niet in stand blijven bij afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt van belanghebbende.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het voor hem onmogelijk was om de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 tijdig in te dienen. Ter onderbouwing voert hij aan dat hij niet kon inloggen met zijn DigiD omdat het telefoonnummer dat hieraan gekoppeld was, is komen te vervallen. Hij stelt dat hij meerdere malen contact heeft opgenomen met medewerkers van de Belastingdienst en van Digid om te vragen hoe hij dit probleem kon oplossen. De desbetreffende medewerkers hebben aan hem medegedeeld dat het probleem met zijn Digid alleen kon worden opgelost wanneer belanghebbende in Nederland zou zijn of wanneer hij naar de dichtstbijzijnde ambassade in Bangkok zou gaan. Op grond van het voorgaande stelt belanghebbende dat hij pas bij terugkomst in Nederland in december 2019 voor het eerst aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 kon doen.
Voor zover belanghebbende met dit betoog een beroep op avas doet, overweegt de rechtbank als volgt. Van avas is sprake als belanghebbende alle, in de gegeven omstandigheden, van hem redelijkerwijs te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het verzuim niet zou worden begaan. De rechtbank overweegt daarbij dat van een belastingplichtige redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij vanuit Singapore naar Nederland of naar Bangkok reist om aan zijn aangifteverplichting te voldoen. Echter, zoals de inspecteur in het verweerschrift terecht heeft gesteld, was het invullen van de aangifte door middel van het inloggen met DigiD-gegevens niet de enige mogelijkheid voor belanghebbende om zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 in te dienen. In de uitnodigingsbrief voor de aangifte IB/PVV welke op 28 februari 2019 aan belanghebbende is verzonden staat hierover het volgende geschreven: “Hebt u geen gebruikersnaam en wachtwoord of DigiD? Op www.belastingdienst.nl/internationaal lees u wat u dan kunt doen.” Op de website van de belastingdienst staat vervolgens vermeld dat de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 voor buitenlands belastingplichtigen ook kan worden gedaan door het invullen van een C-formulier en dat dit formulier kan worden aangevraagd bij de Belasting Telefoon Buitenland. Naar het oordeel van de rechtbank lag het in dit geval op de weg van belanghebbende om op een andere manier aangifte IB/PVV 2018 in te dienen, gezien het feit dat het indienen van de aangifte door middel van het inloggen met de DigiD-gegevens niet lukte. Omdat belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn aangifte in te dienen door middel van het invullen van een C-formulier, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet alle zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd om ervoor te zorgen dat tijdig aangifte werd gedaan. Het beroep op avas slaagt niet.
In hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de boete te matigen. De rechtbank acht de boete van € 369 passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. P.C. van der Vegt, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is enkel ondertekend door de griffier omdat de rechter is verhinderd deze te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch. De rechter die deze uitspraak heeft gedaan, is normaal gesproken als raadsheer werkzaam bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hij is in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is aangewezen
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.