Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3707, AWB - 20 _ 7542
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3707, AWB - 20 _ 7542
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 juli 2021
- Datum publicatie
- 3 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3707
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 7542
Inhoudsindicatie
Artikel 35 en 37 Wet MRB. Artikel 67c AWR. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd wegens gebruik van de openbare weg tijdens schorsing, op de grond dat geconstateerd is dat de auto is geparkeerd op een parkeerterrein bij een vakantiepark. De rechtbank is, op basis van een weging van de feitelijke omstandigheden, van oordeel dat het parkeerterrein feitelijk voor openbaar rijverkeer openstaat zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat de boete achterwege moet blijven omdat sprake is van een pleitbaar standpunt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7542
uitspraak van 22 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 5 juni 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting berekend over de periode 2 december 2018 tot en met 1 december 2019, ten bedrage van € 615 (aanslagnummer [aanslagnummer]), alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde verzuimboete van € 615.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021 te Roermond.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en [betrokkene], en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur].
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking;
- -
-
vernietigt de boetebeschikking;
- -
-
verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan belanghebbende vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende was vanaf 18 juni 2010 tot en met 16 april 2020 houder van een personenauto Renault Megane Senic met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst van 24 juni 2018 tot en met 1 juni 2019 en weer vanaf 2 juni 2019.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd op de grond dat op 18 november 2019 door de politie geconstateerd is dat de auto geparkeerd stond op een parkeerterrein (hierna: het parkeerterrein) aan de openbare weg. Het daartegen door belanghebbende bezwaar is ongegrond verklaard.
Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en niet voor een te hoog bedrag zijn opgelegd. Meer specifiek in geschil is of het parkeerterrein aangemerkt moet worden als een weg zoals omschreven in artikel 5 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB).
Op de zitting, is mede aan de hand van foto’s, het volgende vastgesteld. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 18 november 2019 tijdens de schorsing stond geparkeerd op het parkeerterrein. Het parkeerterrein is gelegen bij een vakantiepark, en kan worden afgesloten met een toegangspoort. Belanghebbende woont op het vakantiepark. De auto stond op het parkeerterrein wegens een kapotte distributieriem. Het parkeerterrein is direct bereikbaar vanaf de openbare weg en is, indien de toegangspoort openstaat, voor iedereen vrij toegankelijk. Verderop staan slagbomen, waardoor het vakantiepark vanaf de slagbomen uitsluitend toegankelijk is voor de bewoners van het park. Het parkeerterrein is bedoeld voor bezoekers van het vakantiepark. Op de toegangspoort hangt nu een bordje met onder meer de tekst ‘privéterrein’ en ‘verboden toegang voor onbevoegden’. De politieagent die de controle heeft uitgevoerd, heeft verklaard dat dit bordje er niet hing ten tijde van de controle. Belanghebbende heeft ter zitting gemeld dat geloofwaardig te achten en heeft toegelicht dat voorheen het bordje hing op een pilaar van de toegangspoort.
Naheffingsaanslag
Indien tijdens een schorsing met de auto gebruik wordt gemaakt van de weg mag de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen.1 Onder “weg” wordt verstaan: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.2 Voor de beantwoording van de vraag of een terrein als een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg moet worden aangemerkt, is beslissend of het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstaat. Daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene rijverkeer gebruik maakt van het terrein.3 Dat een parkeerplaats op privéterrein is gelegen, hoeft dus niet te betekenen dat geen sprake kan zijn van een weg zoals zojuist omschreven.
De rechtbank is, op basis van een weging van de feitelijke omstandigheden, van oordeel dat het parkeerterrein feitelijk voor openbaar rijverkeer openstaat. Het terrein is voor iedereen vrij toegankelijk als de toegangspoort open staat. Er is geen sprake van een fysieke barrière. De aanwezigheid van een toegangspoort is onvoldoende voor dit laatste. Dat de poort ’s nachts wel gesloten pleegt te worden, zoals belanghebbende heeft gesteld, doet niet eraan af dat het terrein wel vrij toegankelijk is als de poort niet gesloten is. Tot slot, ook als juist zou zijn dat het in 2.4 vermelde bordje op een pilaar van de toegangspoort hing, is die enkele omstandigheid onvoldoende om anders te oordelen dan dat feitelijk wordt geduld dat het algemene rijverkeer gebruik maakt van het parkeerterrein.
De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd. De rechtbank heeft geen twijfel over de goede trouw van belanghebbende en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat het parkeerterrein geen ‘openbare weg’ was, maar de wetgeving biedt geen ruimte toe om op grond van die redenen de naheffingsaanslag achterwege te laten. Het gaat om de feitelijke situatie.
De naheffingsaanslag is verder over de juiste periode berekend. Het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag is daarom ongegrond.
Boete
De inspecteur heeft ter zitting het nadere standpunt ingenomen dat de boete, gelet op de omstandigheden van het geval, kan worden verminderd tot € 150.
De rechtbank is van oordeel dat de boete achterwege moet blijven omdat sprake is van een pleitbaar standpunt.4 Wat ‘een weg’ is, is niet voor elke situatie zonder meer duidelijk. Gegeven de feitelijke situatie en de door belanghebbende ter zitting gegeven toelichting, is het door belanghebbende ingenomen standpunt in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar dat zij redelijkerwijs kon menen juist te handelen. Het beroep is daarom in zoverre gegrond verklaard.
Proceskosten en griffierecht
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar te worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 22 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.