Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4044, AWB - 21 _ 722
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4044, AWB - 21 _ 722
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 augustus 2021
- Datum publicatie
- 24 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:4044
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:2593, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 722
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Belastbare prestatie.
Belanghebbende heeft een zogenoemde Design, Build, Maintain, Operate and Finance-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met een gemeente en een onderwijsstichting. In verband met de bouw heeft belanghebbende facturen met omzetbelasting verstuurd aan de gemeente, die de gemeente heeft betaald. In april 2019 heeft belanghebbende enerzijds creditfacturen verstuurd aan de gemeente en anderzijds een factuur uitgereikt voor hetzelfde totaalbedrag maar dan zonder omzetbelasting. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting heeft over het tweede kwartaal van 2019 op de grond dat eerder omzetbelasting ten onrechte in rekening is gebracht (herziening van artikel 37-btw). De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De overeenkomst biedt geen aanknopingspunten voor de stelling van belanghebbende dat sprake is van een (investerings)subsidie door de gemeente aan belanghebbende en dat er geen prestatie tegenover het aan de gemeente gefactureerde bedrag staat. De overeenkomst duidt er juist op dat het aan de gemeente gefactureerde bedrag wel een vergoeding voor een prestatie door belanghebbende is. Aangezien er een rechtstreeks verband bestaat tussen de betaling en de prestatie, is sprake van een prestatie onder bezwarende titel en een belaste prestatie voor de omzetbelasting. De stelling van belanghebbende dat een bedrag ter hoogte van de bouwkosten niet de werkelijke tegenwaarde kan vormen voor die tegenprestatie, doet daaraan niet af, aangezien voor de beoordeling of een prestatie rechtstreeks verband houdt met de ontvangen tegenprestatie niet als zodanig relevant is of die prestatie wordt verricht tegen een hogere of een lagere prijs dan de kostprijs of normale marktprijs.
beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/722
uitspraak van 12 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende]., gevestigd te [vestigingsplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij beschikking het verzoek van belanghebbende afgewezen om teruggaaf van omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2019 (hierna: Q2 2019). De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 januari 2021 de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 februari 2021, ontvangen bij de rechtbank op 11 februari 2021, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 360.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende de curator [curator], vergezeld van haar gemachtigde mr. M.G.D. Pot en E.F.K. Yildrim, en namens de inspecteur [inspecteur].
Aan het eind van de zitting is het onderzoek gesloten. Wel is besproken dat partijen de rechtbank nog konden berichten over een ter zitting gebleken punt van feitelijke onduidelijkheid. Bij brief van 5 juli 2021 heeft de inspecteur de rechtbank bericht dat dit punt is opgehelderd en dat belanghebbende gelijk had.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 6 april 2017 een zogenoemde Design, Build, Maintain, Operate and Finance-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met de Gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) en de Stichting [X] (hierna: [X]). [X] is een onderwijsstichting. Volgens de overeenkomst heeft belanghebbende zich eraan verbonden om het project [K] (hierna: het [K] of [K]), bestaande uit een basisschool en een dorpshuis, te realiseren en te exploiteren. [X] is juridisch eigenaar van de grond waarop belanghebbende volgens de overeenkomst een gebouw heeft te bouwen. Belanghebbende heeft bij de overeenkomst van [X] voor 30 jaar het gebruiksrecht op de grond gekregen. Er is geen opstalrecht ten behoeve van belanghebbende gevestigd op de grond. Als gebruikers van het [K] zijn in de overeenkomst naast [X] nog drie andere stichtingen aangemerkt.
Belanghebbende is in de overeenkomst aangeduid als ‘Opdrachtnemer’. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“IN AANMERKING NEMENDE DAT:
a. de Gemeente voornemens is het [K] te doen realiseren;
b. de Gemeente deswege de Outputspecificatie heeft opgesteld;
c. de Opdrachtnemer een Aanbieding aan de Gemeente heeft gedaan voor het Project;
d. de Gemeente gelet op de Aanbieding van de Opdrachtnemer thans voornemens is dit Project op te dragen aan de Opdrachtnemer;
e. de gemeente het contractbeheer gedurende de Beschikbaarheidsperiode overdraagt aan [X].
(…)
DEEL A: ALGEMEEN
Artikel A.1 Rechtskarakter van de Overeenkomst, toepasselijke voorwaarden
1. De Overeenkomst bestaat uit drie (3) onderdelen, te weten:
a) Deel A: Algemeen (het onderhavige deel);
b) Deel B: Ontwerp en Uitvoering;
c) Deel C: Huur en Exploitatie.
(…)
Partijen verklaren de Overeenkomst te beschouwen als een overeenkomst van aanneming van Werk in de zin van Boek 7 titel 12 Afdeling 1 Burgerlijk Wetboek.
Artikel A.2 Scope van de Overeenkomst
2. De Overeenkomst heeft betrekking op de volgende componenten :
d) Ontwerp & uitvoering: het op basis van de Outputspecificatie en de Aanbieding, uitvoeren door de Opdrachtnemer van de ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden ten behoeve van (de realisatie van) het Werk.
e) Exploitatie: het op basis van de het Programma van Diensten en de Aanbieding, uitvoeren van het Meerjarig Onderhoud, het Leveren van Diensten en verhuur van het [K] gedurende de contractperiode van 30 jaren.
f) Financiering: het op basis van de Outputspecificatie en de Aanbieding, door Opdrachtnemer financieren van het Project.
(…)
DEEL B -ONTWERP, UITVOERING EN ONDERHOUD
Artikel B.1 Voorontwerp en vervolg, Werk, Meerjarig Onderhoud, prijs, datum van oplevering
1. De Gemeente draagt hierbij aan de Opdrachtnemer op, die verklaart deze Overeenkomst te aanvaarden, het op basis van de Outputspecificatie en de Aanbieding door middel van Ontwerp- en Uitvoeringswerkzaamheden realiseren van het Werk, conform hetgeen in deze Overeenkomst is bepaald.
2. Partijen komen overeen dat de Gemeente Meerjarig Onderhoud aan de Opdrachtnemer opdraagt overeenkomstig hetgeen hieromtrent is vastgelegd in Deel C van deze Overeenkomst (Huur, en Exploitatie)”
In de overeenkomst staat met betrekking tot verschuldigde betalingen aan belanghebbende onder meer het volgende:
“Artikel C.6 Eenmalige Betaling en Beschikbaarheidsvergoeding
1. De Gemeente is aan de Opdrachtnemer een eenmalige Betaling verschuldigd. De Gemeente zal de Eenmalige Betaling voldoen aan de Opdrachtnemer, conform het bepaalde in bijlage 3 (betalingsmechanisme).
2. Als tegenprestatie voor de huur zullen de Gebruikers aan de Opdrachtnemer de netto beschikbaarheidsvergoeding voldoen, dit op basis van de Aanbieding van Opdrachtnemer en zoals opgenomen in de (voorlopige) huurcontracten. (…) Artikel C.7 Fiscaliteiten
4. De éénmalige bijdrage is inclusief BTW en de beschikbaarheidsvergoedingen zijn vrij van BTW.
Artikel C.10 Onderhoud en Diensten
1.De Opdrachtnemer draag er zorg voor dat:
a) het gehuurde beschikbaar is overeenkomstig de eisen in de Outputspecificatie;
b) de levering van diensten en de uitvoering van het Meerjarig Onderhoud overeenkomstig de eisen in de Outputspecificatie.
(…)
Bijlage 3
(…)
10. Betaling van de Eenmalige Betaling
De Eenmalige Betaling bedraagt € 2.469.319 (twee miljoen vierhonderdzesennegentigduizend
driehonderdnegentien euro) inclusief BTW.”
Op 6 maart 2018 is een allonge op de overeenkomst ondertekend. Aanleiding hiervoor waren onder meer financiële problemen bij belanghebbende. In de allonge is onder meer vermeld dat de “Gemeente voornemens is, gelet op haar raadsbesluit van 12 december 2017, om de eenmalige bijdrage met € 560.000 te verhogen als gevolg van onvoorziene omstandigheden.” De bijdrage is uiteindelijk ook verhoogd, zonder dat dit in een (nadere) schriftelijke overeenkomst is vastgelegd. In het aan het raadsbesluit voorafgaande collegebesluit van 31 oktober 2017 is vermeld dat het college besluit “1. In te stemmen met een extra investering in het [K]. 2. De raad voor te stellen om als gevolg van onvoorziene marktomstandigheden het investeringskrediet van het [K] te verhogen met € 560.000 (…).”
In het zicht van de oplevering van het [K] is op 7 mei 2019 het faillissement uitgesproken van belanghebbende. Belanghebbende heeft geen andere activiteiten gehad dan de bouw en de (voorgenomen) exploitatie van het [K].
Belanghebbende heeft in de jaren 2017 tot en met 2019 facturen met omzetbelasting uitgereikt aan de gemeente voor in totaal € 3.253.054 inclusief omzetbelasting van € 564.580. Belanghebbende heeft hiervan op aangifte een bedrag van € 354.802 voldaan. Belanghebbende heeft aldus € 209.778 minder omzetbelasting voldaan dan op de facturen stond vermeld. De gemeente heeft de door belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting niet teruggevraagd bij het btw-compensatiefonds.
Belanghebbende heeft rond 25 april 2019 enerzijds alle aan de gemeente uitgereikte facturen van € 3.253.054 gecrediteerd, en anderzijds bij brief het totale gecrediteerde brutobedrag opnieuw aangevraagd bij de gemeente, maar ditmaal als onbelaste investeringssubsidie.
Vervolgens heeft belanghebbende een verzoek om teruggaaf omzetbelasting gedaan over Q2 2019. Het verzoek om teruggaaf is als volgt opgebouwd:
€ 564.580 (gecrediteerde btw aan de gemeente)
€ 33.027 -/- (niet betaalde crediteuren i.v.m. faillissement)
€ 38.734 -/- (te weinig op aangifte betaalde omzetbelasting)
€ 492.819
De inspecteur heeft het verzoek om teruggaaf afgewezen. Verder is een naheffingsaanslag opgelegd in verband met de niet voldane omzetbelasting over de tijdvakken van uitreiking van de facturen (2017-2019). Ook is een afzonderlijke naheffingsaanslag opgelegd in verband met de niet betaalde crediteuren. Deze naheffingsaanslagen zijn geen onderwerp van deze procedure.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht op teruggaaf van omzetbelasting heeft over Q2 2019. Het geschil spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of het eerder door belanghebbende aan de gemeente in rekening gebrachte bedrag van in totaal € 3.253.054 (inclusief omzetbelasting) (hierna: het aan de gemeente gefactureerde bedrag) is aan te merken als een vergoeding voor een belaste prestatie voor de omzetbelasting.
Voor het geval die vraag bevestigend moet worden beantwoord, is niet in geschil dat de in rekening gebrachte omzetbelasting zogenoemde artikel 37-btw is. Wel is voor dat geval in geschil of recht op teruggaaf bestaat van € 354.802 – zijnde het eerder daadwerkelijk aan de Belastingdienst betaalde bedrag aan omzetbelasting (zie 2.6) – (standpunt inspecteur) dan wel € 564.580 (standpunt belanghebbende).
Ter zitting was daarbij nog een geschilpunt of op dit laatste bedrag van € 564.580 een bedrag van € 38.734 in mindering zou moeten worden gebracht in overeenstemming in zoverre met het oorspronkelijke verzoek. In de 1.6 in vermelde brief heeft de inspecteur in de kern gemeld het alsnog met belanghebbende eens te zijn dat dit niet het geval is.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en een teruggaaf van € 564.580. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.