Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4045, AWB - 18 _ 3249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4045, AWB - 18 _ 3249

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 augustus 2021
Datum publicatie
24 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4045
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3249

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Artikel 11(1)(p) Wet OB; artikel 7 UB OB. Voordrachtenvrijstelling. De rechtbank is van oordeel dat het verzorgen van zogenoemd HOVO-onderwijs onder de voordrachtenvrijstelling valt, en sluit zich in dat kader aan bij een uitspraak van rechtbank Noord-Nederland. Aan de vraag of de onderwijsvrijstelling dan wel het verlaagd tarief voor lezingen van toepassing is, wordt niet toegekomen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/3249 en BRE 18/3417

uitspraak van 12 augustus 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft omzetbelasting op aangifte voldaan van € 33.246 en € 10.295 voor het derde onderscheidenlijk het vierde kwartaal van 2016. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 en 20 april 2018 geen teruggaaf verleend van de voldane bedragen.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 mei 2018, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338. Belanghebbende heeft vervolgens de beroepen (nader) gemotiveerd.

1.3.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021 te Breda. Daarbij waren aanwezig, namens belanghebbende, [X], vergezeld van haar gemachtigde, mr. M.D.J. van der Wulp, en namens de inspecteur: [inspecteur]. Een kopie van het verslag van de zitting wordt tegelijk met een kopie van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

2.1.

De vier grote instellingen voor hoger onderwijs in Brabant, [A], [B], [C] en [D] hebben in het verleden de krachten op het gebied van hoger onderwijs voor ouderen (hierna: HOVO-onderwijs) gebundeld in belanghebbende. Belanghebbende is aangesloten bij de Landelijke Vereniging voor Hoger Onderwijs Voor Ouderen in Nederland (hierna: HOVO Nederland).

2.2.

HOVO-onderwijs is een aparte vorm van cursorisch onderwijs voor personen van vijftig jaar en ouder (hierna: HOVO-cursussen). Een onderwijsinstelling mag de naam HOVO alleen voeren indien zij is aangesloten bij een hbo-instelling of universiteit, een minimumleeftijd van vijftig jaar hanteert en een programmacommissie kent die de kwaliteit van het onderwijs waarborgt. Aan de cursisten worden voor het volgen/afronden van HOVO-cursussen geen graden verleend.

2.3.

Belanghebbende biedt onderwijs aan dat bestaat uit ongeveer 40 cursussen. De cursussen kunnen worden verdeeld in aantal hoofdonderwerpen, zoals (kunst)geschiedenis, religie, architectuur, filosofie, et cetera. Binnen deze hoofdonderwerpen worden diverse onderwerpen verder belicht in de vorm van (hoor)colleges. Afhankelijk van het onderwerp van de individuele cursus beslaat de cursus vier tot elf (hoor)colleges, met een gevarieerde tijdsduur.

2.4.

Voor elke individuele cursus moet de cursusstof door de docent zelf worden ontwikkeld en uitgevoerd. De cursussen worden in vrijwel alle gevallen gedoceerd door wetenschappelijk geschoolde docenten. Het niveau van de cursussen is algemeen inleidend en vergelijkbaar met het eerstejaarsniveau aan een hbo-instelling of universiteit. Een algemene ontwikkeling wordt bij de deelnemers verondersteld, maar specifieke voorkennis is als uitgangspunt niet nodig. De deelnemer bepaalt zelf hoe diep hij op de stof ingaat. HOVO-onderwijs kent geen studieverplichting maar biedt wel de mogelijkheid tot verdieping. Vaak is een reader of syllabus beschikbaar of wordt een boek opgegeven.

2.5.

Voor het volgen van een cursus moet een vergoeding worden betaald. De deelnemer schrijft zich in voor één of meer cursussen. De inschrijving en betaling heeft betrekking op de gehele cursus(sen). Inschrijving en betaling voor één enkel college (in plaats van voor het totaal aantal colleges dat de cursus beslaat) van een cursus is niet mogelijk.

2.6.

Belanghebbende heeft tot aanvang van het cursusjaar 2016/2017 geen omzetbelasting op aangifte voldaan ter zake van het verzorgen van HOVO-cursussen. In de loop van 2015-2016 heeft de Belastingdienst met HOVO Nederland gesproken over de omzetbelastingbehandeling van de cursussen die verschillende bij HOVO Nederland aangesloten instellingen aanbieden. De Belastingdienst heeft in dat verband zijn standpunt kenbaar gemaakt dat HOVO-cursussen als uitgangspunt belast zijn tegen het algemene omzetbelastingtarief, en dat als ingangsdatum van dit standpunt 1 september 2016, althans het HOVO-cursusjaar 2016-2017, heeft te gelden. De inspecteur heeft belanghebbende hiervan op de hoogte gebracht bij brief van 15 augustus 2016. Belanghebbende heeft de aangiften omzetbelasting voor het derde en vierde kwartaal van 2016 gedaan in overeenstemming met het standpunt van de Belastingdienst.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting. Belanghebbende neemt het standpunt in dat:

  1. de zogenoemde onderwijsvrijstelling van toepassing is op de HOVO-cursussen;

  2. de zogenoemde voordrachtenvrijstelling van toepassing is op de HOVO-cursussen, althans op een lezingenreeks over de Amerikaanse verkiezingen in het vierde kwartaal van 2016 (hierna: de lezingenreeks);

  3. het verlaagde tarief van toepassing is op de HOVO-cursussen, althans op de lezingenreeks over de Amerikaanse verkiezingen in het vierde kwartaal van 2016 (hierna: de lezingenreeks).

De inspecteur neemt het standpunt in dat de HOVO-cursussen belast zijn naar het algemene omzetbelastingtarief, zij het dat op de lezingreeks wel het verlaagde tarief van toepassing is. Het beroep voor het vierde kwartaal van 2016 is daarom gegrond.

4 Beoordeling van het geschil

5 Vergoeding immateriële schade en proceskosten

6 Beslissing