Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4108, AWB-20_5585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4108, AWB-20_5585

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 juli 2021
Datum publicatie
13 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4108
Zaaknummer
AWB-20_5585

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 20/5585

gemachtigde: [getuige] ,

en

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 maart 2020 (bestreden besluit) van de heffingsambtenaar inzake de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag).

Partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep ter zitting, in Breda op 23 juni 2021. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Inhoudelijk

1.1.

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft de rechtbank bij brief van 9 juni 2021 bericht dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Ook zal het door belanghebbende betaalde griffierecht worden vergoed. De heffingsambtenaar stelt dat het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten moet worden afgewezen, omdat haar gemachtigde niet - als corebusiness - optreedt als professioneel gemachtigde én vanwege de familierelatie tussen belanghebbende en haar gemachtigde.

1.3.

Belanghebbende heeft vervolgens de rechtbank verzocht inhoudelijk en gemotiveerd uitspraak te doen over de ten onrechte opgelegde naheffingsaanslag en de wijze van afhandeling door de heffingsambtenaar. Daarnaast vraagt zij de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

1.4.

Nu de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd. Voor een algemeen of principieel oordeel over de wijze waarop de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft opgelegd of het door belanghebbende gestelde onzorgvuldig handelen door de heffingsambtenaar is daarom in de onderhavige procedure geen plaats meer.

2. Proceskosten en griffierecht

2.1.

Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 48,00 te vergoeden.

2.2.

Partijen verschillen van mening over het toekennen van een vergoeding voor redelijkerwijs gemaakte proceskosten. De heffingsambtenaar stelt dat geen vergoeding dient plaats te vinden en belanghebbende stelt van wel.

2.3.

De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van belanghebbende optreedt als professioneel gemachtigde. Daartoe overweegt de rechtbank dat gemachtigde belastingadviseur is en tevens bezwaar- en beroepsprocedures namens zijn cliënten voert. Dat het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures niet de hoofdmoot van zijn werkzaamheden zou zijn, wat daar ook van zij, is niet van belang. Tevens wijst de rechtbank op een eerdere uitspraak1 waarin aan een belanghebbende voor de werkzaamheden van deze gemachtigde tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg proceskosten zijn toegekend. De rechtbank ziet in de door de heffingsambtenaar aangevoerde redenen geen aanleiding in dit geval anders te oordelen op dit punt.

2.4.

Daarnaast dient te worden beoordeeld of de familierelatie van belanghebbende en haar gemachtigde in de weg staat aan toekenning van proceskosten. De rechtbank overweegt dat in beginsel een familierelatie niet aan het beroepsmatige karakter van verleende rechtsbijstand in de weg hoeft te staan, met dien verstande dat als de rechtsbijstand wordt verleend door een persoon die behoort tot het huishouden van de belanghebbende in beginsel moet worden aangenomen dat deze niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend.2 In dit geval is belanghebbende de uit huis wonende dochter van gemachtigde. Er is dus sprake van een familierelatie, maar niet van het behoren tot hetzelfde huishouden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de familierelatie niet in de weg staat aan toekenning van proceskosten.

2.5.

De rechtbank stelt de proceskosten voor bezwaar en beroep op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van € 399,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265,00 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank kent een licht gewicht toe aan zaken die parkeerbelasting betreffen.3

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de naheffingsaanslag parkeerbelasting;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48,- aan haar vergoedt;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 399,50.

Deze uitspraak is ter zitting gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 26 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel