Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4203, AWB - 20 _ 98
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4203, AWB - 20 _ 98
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 augustus 2021
- Datum publicatie
- 24 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:4203
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 98
Inhoudsindicatie
voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt
Uitspraak
Belastingrecht
Zaaknummer BRE 20/98
belanghebbende,
en
verweerder.
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft op 30 juni 2019 aan [café] voor het jaar 2019 een aanslag reclamebelasting met aanslagnummer 20190012384300 opgelegd.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 mei 2021. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
Overwegingen
1. Belanghebbende is eigenaar van café [café] , gevestigd aan de [adres] in [plaats] . Op 30 juni 2019 is aan [café] een aanslag reclamebelasting voor het jaar 2019 opgelegd voor een bedrag van € 541,-.
2. In geschil is of de aanslag reclamebelasting 2019 terecht is opgelegd.
3. Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg reclamebelasting worden geheven. Het betreft hier een autonome bevoegdheid van de gemeente tot het invoeren van een algemene belasting, bedoeld om inkomsten te genereren. De belasting kan mede strekken tot het reguleren van reclame-uitingen, naar aantal of wijze, en kan zich beperken tot een deel van de gemeente.
4. Met de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2019 (hierna: de Verordening) heeft de gemeente [plaats] van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. In artikel 4, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat de reclamebelasting wordt geheven van degene die het reclameobject heeft aangebracht, dan wel van degene ten behoeve van wie het reclameobject is aangebracht.
5. Niet in geschil is dat de straat waar [café] is gevestigd, binnen het gebied valt waar ingevolge artikel 2 van de Verordening reclamebelasting mag worden geheven.
6. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de bestickering op de voorramen van [café] kan worden aangemerkt als een reclameobject in de zin van de Verordening. De heffingsambtenaar stelt dat er bestickering op de ramen te zien is met de tekst ‘gezellig’ en ‘ [café] ’, die voldoet aan de definitie van een reclameobject. Ter onderbouwing heeft zij twee foto’s van de voorramen, genomen op 21 juni 2019, overgelegd. Volgens belanghebbende waren ooit het Heineken-logo en het woord ‘gezellig’ op de binnenzijde van het raam geplakt, maar is dat logo ongeveer vier jaar geleden verwijderd en van het woord ‘gezellig’ stonden er alleen nog de letters ‘geze’. Hij stelt tevens dat er nooit [café] op het raam heeft gestaan. Naar zijn mening is er geen sprake is van reclame.
7. In de Verordening is een reclameobject gedefinieerd als een openbare aankondiging in letters, symbolen, logo’s of kleuren of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg. Volgens vaste rechtspraak dient onder de term “openbare aankondigingen” te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd.1 Dit betekent niet slechts reclame in engere zin, maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap.2
8. De rechtbank dient aan de hand van de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s vast te stellen of sprake is van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. De ramen van het pand zijn op beide foto’s erg donker. Op de plek waar volgens de heffingsambtenaar ‘ [café] ’ zou moeten staan, ziet de rechtbank op een van de foto’s donkergroene bestickering, maar er kan niet uit worden afgeleid of het letters betreft of bijvoorbeeld een figuur. Op de andere foto is dit deel van het raam niet afgebeeld. Het woord ‘gezellig’ is op de eerstgenoemde foto evenmin leesbaar. Op de andere foto kan de rechtbank met moeite in de linkerbovenhoek van een raam de letters ‘ezellig’ lezen, die opengelaten zijn in een witte ronde figuur, welke gedeeltelijk wegvalt in de hoek van het raam. Bovendien kan het woord ‘gezellig’ op zichzelf genomen niet als een mededeling worden beschouwd die aan het publiek duidelijk maakt dat er een café in dit pand is gevestigd. De heffingsambtenaar heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. Er is daardoor ook geen sprake van een belastbaar feit op grond van artikel 3 van de Verordening.
Conclusie
9. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd. Dit geldt ook voor de aanslag reclamebelasting. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
11. Aangezien het beroep gegrond zal worden verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de aanslag;
- -
-
gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H.M. Venmans, griffier, op 12 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: