Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4373, AWB 18_4566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4373, AWB 18_4566

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
19 augustus 2021
Datum publicatie
17 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4373
Zaaknummer
AWB 18_4566

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 18/4566 en 18/4687

uitspraak van 19 augustus 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 165.281 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw), berekend naar een bijdrage-inkomen van € 162.379. Gelijktijdig met beide aanslagen heeft de inspecteur bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 mei 2018 de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen digitaal op 7 en 8 juli 2018, ontvangen bij de rechtbank op 9 juli 2018, beroep ingesteld.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot en gemachtigde [echtgenoot] , en namens de inspecteur [inspecteur] .

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota, inclusief één bijlage, voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de andere partij.

1.8.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en is gehuwd met [echtgenoot] (hierna: de echtgenoot). Tot [datum 1] 1977 hebben zij in [plaats 1] gewoond. Van [datum 1] 1977 tot [datum 2] 2013 hebben zij in [plaats 2] (België) gewoond. Vanaf [datum 2] 2013 wonen zij in [woonplaats] .

2.2.

Belanghebbende is werkzaam geweest bij [werkgever] (hierna: [werkgever] ) in Brussel van 1 september 1987 tot 1 oktober 2014. [werkgever] heeft vanaf 1 september 1994 haar personeel aangesloten bij een groepsverzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1] , onderdeel van [verzekeringsmaatschappij 2] , later overgenomen door [verzekeringsmaatschappij 3] (hierna: [verzekeringsmaatschappij 3] ) in Antwerpen (hierna: de groepsverzekering). Het contract groep nummer is [nummer] . In artikel 2 van het groepscontract is het volgende bepaald:

“Article 2 - Aim of the insurance

The aim of the insurance is to provide, in addition to legal obligations in matter of pension, for:

a) a life lump sum benefit in the event of life at retirement age, payable tot the beneficiaries designated in the present regulations,

b] and a death lump sum benefit, in the event of death of the participant before the retirement age, payable to the beneficiaries designated in the present regulation.”.

2.3.

De groepsverzekering liep aanvankelijk tot 1 mei 2010. In de loop van 2010 is het contract verlengd tot 1 mei 2015. [verzekeringsmaatschappij 3] heeft op 10 maart 2015 een regelingskwijting opgesteld (hierna: de regelingskwijting). In de regelingskwijting is vermeld dat belanghebbende recht heeft op een bruto uitkering van € 148.387,81 en dat na inhouding van de RIZIV-bijdrage, de solidariteitsbijdrage en de bedrijfsvoorheffing een bedrag van netto € 121.551,87 wordt uitgekeerd. Belanghebbende heeft de regelingskwijting gelezen, goedgekeurd en ondertekend op 7 april 2015. Het nettobedrag van € 121.551,87 is in mei 2015 aan belanghebbende uitgekeerd.

2.4.

Belanghebbende heeft het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing, € 18.660,41, terugontvangen van de Belgische belastingdienst. Het bedrag van de RIZIV-bijdrage, € 5.267,77, is door de Belgische pensioendienst teruggestort.

2.5.

Belanghebbende heeft in 2015 een pensioenuitkering van ABP ontvangen van € 2.902.

2.6.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2015 gedaan op 9 januari 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 165.281, bestaande uit de volgende inkomsten:

Stichting pensioenfonds ABP

2.902

[verzekeringsmaatschappij 3]

148.387

[werkgever]

13.992

Totaal

165.281

2.7.

De aanslag IB/PVV 2015 is op 10 maart 2017 vastgesteld, overeenkomstig de ingediende aangifte, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 165.281. De aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2015 is ook op 10 maart 2017 vastgesteld, naar een bijdrage-inkomen van € 162.379.

2.8.

De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de groepsverzekering een pensioenregeling in de zin van artikel 1.7, lid 2, onderdeel c, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

  2. Is het heffingsrecht over de uitkering uit de groepsverzekering op grond van het belastingverdrag Nederland-België1 toegewezen aan Nederland?

Is de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw terecht opgelegd?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.894 en vermindering van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw tot een berekend naar een bijdrage-inkomen van € 13.992.

3.3.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing