Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4474, 20/137 en 20/167 tot en met 20/169

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4474, 20/137 en 20/167 tot en met 20/169

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 september 2021
Datum publicatie
23 september 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4474
Zaaknummer
20/137 en 20/167 tot en met 20/169

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/137 en 20/167 tot en met 20/169

uitspraak van 17 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

1 Procesverloop

Belanghebbende heeft in één geschrift van 30 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen de aan hem in rekening gebrachte leges omgevingsvergunning met notanummers [notanummer 1] , [notanummer 2] , [notanummer 3] en [notanummer 4] . De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2019 op de bezwaren beslist. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren tegen legesnota’s [notanummer 1] , [notanummer 2] en [notanummer 3] niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Het bezwaar tegen legesnota [notanummer 4] is ongegrond verklaard. Ambtshalve heeft de heffingsambtenaar de legesnota [notanummer 2] gedeeltelijk verminderd.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 12 augustus 2021. Hierbij waren aanwezig belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [Vertegenwoordiger heffingsambtenaar] .

2 Overwegingen

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft diverse aanvragen omgevingsvergunningen ingediend. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van die aanvragen de met de volgende dagtekeningen nota’s leges omgevingsvergunning opgelegd:

Nota

Datum

[notanummer 1]

11 april 2018

[notanummer 2]

30 mei 2018

[notanummer 3]

29 november 2018

[notanummer 4]

17 juli 2019

2.2.

Belanghebbende heeft de nota’s betaald.

In het opmerkingenveld bij de overboeking van 26 april 2018 van nota [notanummer 1] heeft belanghebbende de volgende tekst vermeld “betaling [notanummer 1] -062608: waarop bezwaar: Onnodige verplichting tot aanvraag wegens onterechte aanschr last onder dwangsom (..)”.

In het opmerkingenveld bij de overboeking van 2 december 2018 van nota [notanummer 3] heeft belanghebbende de volgende tekst vermeld “bezwaar op nota, motivatie volgt”.

In het opmerkingenveld bij de overboeking van 28 juli 2019 van nota [notanummer 4] heeft belanghebbende de volgende tekst vermeld “3e bezwaar op betaling wegens eerdere betalingen, zonder onherroepelijke vergunningen”.

2.3.

Bij brief van 30 juli 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen nota [notanummer 4] en daarbij vermeld dat hij reeds eerder ook tegen de andere nota’s bezwaar heeft gemaakt maar nog geen reactie daarop heeft ontvangen.

Vooraf: beslistermijn

2.4.

Belanghebbende verzoekt de rechtbank een uitspraak te doen – naar de rechtbank begrijpt – of de heffingsambtenaar heeft beslist binnen de daarvoor geldende beslistermijn.

2.5.

De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar heeft beslist binnen de voor hem geldende beslistermijn. De rechtbank overweegt dat op grond van de Gemeentewet1 de heffingsambtenaar gehouden is om op bezwaarschriften die uiterlijk zes weken voor het einde van het kalenderjaar zijn ontvangen – hetgeen hier het geval is – nog binnen dat kalenderjaar te beslissen. In het onderhavige geval heeft de heffingsambtenaar op

3 december 2019, en dus tijdig, uitspraak op bezwaar gedaan.

Nota [notanummer 4]

2.6.

Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift geschreven dat hij geen bezwaar heeft tegen nota [notanummer 4] . Hij heeft dit ter zitting bevestigd. De rechtbank zal het beroep tegen deze aanslag ongegrond verklaren.

Inhoudelijk geschil

2.7.

Tussen partijen is in geschil of de bezwaren tegen de nota’s [notanummer 1] , [notanummer 2] en [notanummer 3] terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Standpunt belanghebbende

2.8.

Belanghebbende is van mening dat hij met de opmerkingen bij de betalingen van de nota’s op een juiste wijze bezwaar heeft gemaakt tegen de nota’s. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren volgens hem ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

2.9.

Inhoudelijk is belanghebbende van mening dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld waardoor hij ten onrechte en verkeerde aanvragen omgevingsvergunning heeft ingediend. De nota’s die als gevolg daarvan zijn opgelegd moeten worden vernietigd. Belanghebbende acht de gemeente ook verantwoordelijk voor alle extra kosten die hij door toedoen van de gemeente heeft gemaakt.

Beoordeling

2.10.

De rechtbank overweegt dat het maken van bezwaar slechts langs schriftelijke weg kan geschieden2. De vermeldingen in het opmerkingenveld van de bancaire overschrijvingen van de betalingen van de nota’s [notanummer 1] en [notanummer 3] voldoen naar het oordeel van de rechtbank niet aan het hiervoor genoemde vereiste en ook niet aan de vereisten die verder aan een bezwaarschrift worden gesteld3. De rechtbank is van oordeel dat met de vermeldingen in het opmerkingenveld van de bancaire overschrijvingen geen sprake is van als bezwaarschriften aan te merken geschriften. De rechtbank overweegt dat bovendien de mededelingen niet zijn gericht aan de heffingsambtenaar die de naheffingsaanslag heeft opgelegd, maar tot de invorderingsambtenaar. De invorderingsambtenaar is niet verplicht tot doorzending aan de heffingsambtenaar, omdat van de invorderingsambtenaar gelet op de massaliteit van het betalingsproces niet gevergd kan worden dat hij kennis neemt van mededelingen als in deze zaken. Dit betekent dat opmerkingen in de bancaire overschrijvingen niet zijn aan te merken als bezwaarschriften.

2.11.

Gelet op de dagtekeningen van de nota’s eindigden de bezwaartermijnen voor de nota’s [notanummer 1] , [notanummer 2] en [notanummer 3] op respectievelijk 23 mei 2018, 11 juni 2018 en 10 januari 2019 (zes weken na dagtekening van de nota). Belanghebbende heeft pas op 30 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen nota’s [notanummer 1] , [notanummer 2] en [notanummer 3] . De bezwaartermijnen waren toen al afgelopen. Dat nota [notanummer 2] ziet op een omgevingsvergunning die later (naar aanleiding van een bezwaarschrift van de buurman) alsnog is herroepen en geweigerd, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Voor het in rekening brengen van leges voor een aanvraag van een omgevingsvergunning is immers niet beslissend of de vergunning daadwerkelijk wordt verleend, afgewezen of, zoals in dit geval, later wordt ingetrokken. Overige verschoningsgronden heeft belanghebbende niet gesteld.

2.12.

Gelet op het vorenstaande heeft de heffingsambtenaren de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal ook de beroepen tegen deze aanslagen ongegrond verklaren.

Ten overvloede

2.13.

De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de inhoudelijke klachten van belanghebbende. De rechtbank merkt hierbij – ten overvloede – op dat ook de inhoudelijke beoordeling belanghebbende niet zou hebben gebaat. Voor de rechtbank (en in bezwaarfase voor de heffingsambtenaar) zou bij een inhoudelijk beoordeling slechts voorliggen of de heffingsambtenaar – gelet op de legesverordeningen – terecht leges in rekening heeft gebracht. Op basis van die verordeningen mag de heffingsambtenaar leges in rekening brengen indien een belastingplichtige een aanvraag omgevingsvergunning heeft ingediend. Hierbij is niet van belang of belanghebbende eventueel door onjuist of onzorgvuldig handelen van de gemeente – het college van burgemeesters en wethouders (het college) – ten onrechte is aangezet tot het indienen van die aanvraag. Indien belanghebbende de gemeente om die reden aansprakelijk wil stellen voor de legeskosten en eventuele overige kosten dan dient zij zich met deze claim te richten tot het college.

3 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van

drs. L. Mattijssen, griffier, op 17 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.

rechter

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bijlage

Gemeentewet

Artikel 236

1. Bij de heffing van gemeentelijke belastingen blijven de artikelen 2, vierde lid, 3, 3a, 37 tot en met 39, 47a, 48, 52, 53, 54, 55, 62, 71, 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86, 87 en 90 tot en met 95 van de Algemene wet buiten toepassing. Bij de heffing van gemeentelijke belastingen die op andere wijze worden geheven, blijven bovendien de artikelen 5, 6 tot en met 9, 11, tweede lid, en 12 van die wet buiten toepassing.

2. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:4

1. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

2. Het instellen van administratief beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij het beroepsorgaan.

3. Het instellen van beroep bij een bestuursrechter geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij die rechter.

Artikel 6:5

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;

d. de gronden van het bezwaar of beroep.

2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.

(..)