Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4547, 21/2188

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4547, 21/2188

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 september 2021
Datum publicatie
17 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4547
Zaaknummer
21/2188

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/2188

Beslissing van 9 september 2021

Beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Het verzoek

1.1.

Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot het instellen van een voorlopige voorziening in de bezwaarfase waarbij hij heeft verzocht om de inspecteur te gelasten fiscale adviezen en daarop betrekking hebbende correspondentie uit het dossier te doen verwijderen (de hoofdzaak). De inspecteur heeft in die procedure met dagtekening 14 juni 2021 een verweerschrift ingediend waarvan de bijlagen 8 en 9 zijn geschoond. De ongeschoonde versies (hierna: de geheimgehouden stukken) van de bijlagen zijn door de inspecteur, eveneens bij brief van 15 juni 2021 verstrekt aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank. In laatstbedoelde brief heeft de inspecteur verzocht om de ongeschoonde versies van de bijlagen geheim te houden op grond van artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift met de geschoonde bijlagen en een afschrift van de brief van 15 juni 2021 aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.

1.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft, bij brief van 29 juni 2021, bij de rechtbank binnengekomen per fax op 30 juni 2021, gereageerd op het verzoek van de inspecteur. Daarbij heeft hij aangegeven niet in te stemmen met geheimhouding.

1.3.

Naar aanleiding van de reactie van de gemachtigde van belanghebbende heeft de inspecteur, bij brief met dagtekening 9 juli 2021 een nadere motivering ingediend. Deze motivering bestaat uit twee delen, namelijk een deel dat wel en een deel dat niet met de wederpartij mag worden gedeeld. Het deel dat niet met de wederpartij mag worden gedeeld betreft de nadere motivering van het verzoek om geheimhouding met betrekking tot het verslag van het derdenonderzoek bij [X] (zie 1.6).

1.4.

Bij brief van 11 augustus 2021 heeft inspecteur, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, een aangepaste versie van het tweede deel van de nadere motivering van 9 juli 2021 ingediend. Belanghebbende heeft ermee ingestemd dat de inspecteur hiertoe in de gelegenheid is gesteld en dat de eerder ingediende aanvullende motivering zou komen te vervallen als de inspecteur hiervan gebruik zou maken. De aangepaste versie heeft specifiek betrekking op de onleesbaar gemaakte passages op pagina 1, 2 en 3 van het verslag van het derdenonderzoek (stuk 5) die zien op de werkwijze van [X] .

1.5.

Bij brief van 31 augustus 2021 heeft belanghebbende, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, op de brief van 11 augustus 2021 van de inspecteur gereageerd.

1.6.

De geheimgehouden stukken zijn volgens de inspecteur als volgt te omschrijven, met daaronder de reden waarom deze geheim zouden moeten te blijven:

  1. Mailwisseling tussen de inspecteur en [X] van 28 en 29 augustus 2019 inzake het instellen van een derdenonderzoek;

  2. Email van de inspecteur van 3 september 2019 inzake de aankondiging van een derdenonderzoek;

  3. Email van [X] van 3 september 2019 met een reactie op de email van de inspecteur;

  4. Brief van de inspecteur van 3 september 2019 inzake de aankondiging van een derdenonderzoek;

  5. Verslag van het derdenonderzoek bij [X]

Ten aanzien van alle genoemde stukken doet de inspecteur een beroep op geheimhouding wegens bescherming van de persoonsgegevens en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van derden. De inspecteur heeft namen, functies, telefoonnummers en emailadressen van medewerkers van [X] geschoond. Ten aanzien van het verslag van het derdenonderzoek beroept de inspecteur zich voor de pagina’s 1 tot en met 3 op de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens. Op deze pagina’s staat de algemene werkwijze van [X] beschreven en deze dient eveneens geheim te blijven, aldus de inspecteur. De kenbaarheid van de onleesbaar gemaakte stukken is volgens de inspecteur ook niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak.

2 Overwegingen

Geen zitting

2.1.

Nu partijen niet om een mondelinge behandeling ter zitting hebben verzocht en ook de geheimhoudingskamer geen aanleiding heeft gezien voor een mondelinge behandeling heeft de geheimhoudingskamer besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten.

Kader voor beoordeling

2.2.

De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).

2.3.

Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:

a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).

b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).

2.4.

Uit de brief van de inspecteur van 15 juni 2021, leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant b als bedoeld in 2.3. Variant b is conform het bepaalde in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb alleen toegestaan met toestemming van belanghebbende. In zijn brief van 29 juni 2021 heeft belanghebbende deze toestemming verleend voor het geval de geheimhoudingskamer van oordeel is dat de inspecteur de gewichtige redenen voor geheimhouding aannemelijk heeft gemaakt.

2.5.

Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.

Beoordeling van het verzoek

2.6.

De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. Deze stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om passages van die stukken geheim te houden.

2.7.

Ten aanzien van de in de geheimgehouden stukken voorkomende namen, functies, telefoonnummers en e-mailadressen van medewerkers van [X] overweegt de geheimhoudingskamer dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van deze gegevens. De kenbaarheid van deze gegevens is ook niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat ook voor deze passages sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.

2.8.

De geheimhoudingskamer gaat niet mee in de stelling van belanghebbende dat de inspecteur voor het geheimhouden van deze gegevens niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gewichtige redenen nu hij enkel heeft gesteld dat de persoonlijke levenssfeer moet worden eerbiedigt en de persoonsgegevens moeten worden beschermd, maar hij hiervoor geen nadere motivering heeft gegeven. Het enkele feit dat sprake is van namen, functies, emailadressen en telefoonnummers van medewerkers van [X] (privépersonen) maakt dat sprake is van persoonsgegevens die beschermd moeten worden. Daarbij is er voor belanghebbende in het kader van deze procedure geen belang bij kennisneming van die informatie nu het niet gaat om verklaringen die door de betreffende personen zijn afgelegd specifiek met betrekking tot de zaak van belanghebbende. Een nadere motivering behoeft voor dat geval niet te worden gegeven.

De uitspraak1 waarnaar belanghebbende wijst, ziet op de situatie waarin een partij de namen en adressen van belanghebbenden bij het beroep geheim wilde houden. Dat is een andere situatie dan bij het onderhavige verzoek. Hier betreft het het recht van bescherming van persoonsgegevens van derden die geen partij zijn bij deze procedure.

2.9.

Ten aanzien van de passages met vertrouwelijke bedrijfsinformatie overweegt de geheimhoudingskamer dat het belang bij bescherming van bedrijfsinformatie in dit geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze informatie. De in het verslag zwartgemaakte passages zien op de (algemene) werkwijze van [X] Het is niet gebleken dat de (algemene) werkwijze als zodanig, in het kader van het geschil zoals dat voorligt, ter discussie staat. Kennisneming van de (algemene) werkwijze van [X] is voor belanghebbende niet noodzakelijk om zijn belang naar behoren te kunnen bepleiten. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de enkele verwijzing naar de vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens, mede gelet op de inhoud van de geheimgehouden stukken, voldoende motivering van het verzoek om geheimhouding is. Een nadere onderbouwing is, anders dan belanghebbende stelt, in dit geval niet nodig.

2.10.

Dit betekent dan ook dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van (delen van) de stukken gerechtvaardigd is.

3 Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.

Deze beslissing is genomen op 9 september 2021 door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.