Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4755, BRE - 20 _ 8417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4755, BRE - 20 _ 8417

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 september 2021
Datum publicatie
8 oktober 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4755
Zaaknummer
BRE - 20 _ 8417

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8417

uitspraak van 22 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 7 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2018 met aanslagnummer [X] (hierna: de navorderingsaanslag) en de gelijktijdig bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021 te Breda. Namens de inspecteur is, middels een telefonische hoorzitting, gehoord, [inspecteur] .

Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft in 2018 van 1 januari tot en met 28 juni in Turkije gewoond (hierna: de buitenlandse periode) en van 29 juni tot en met 31 december in Nederland (hierna: de binnenlandse periode). Hij heeft in dat jaar van de navolgende instanties in Nederland de volgende (bruto)uitkeringen ontvangen: (i) € 5.864 van het ABP waarop € 1.325 aan loonheffingen is ingehouden en (ii) € 20.685 van het UWV waarop € 386 aan loonheffingen is ingehouden.

2.2.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2018 aangifte IB/PVV gedaan (hierna: de aangifte). Volgens de aangifte bedroegen de inkomsten € 26.549 en de daarop ingehouden loonheffingen € 1.711. Daarnaast heeft belanghebbende in de aangifte aangegeven dat van voormelde inkomsten € 13.984 aan de binnenlandse periode is toe te rekenen en € 12.565 aan de buitenlandse periode. Tevens heeft belanghebbende aangegeven in de binnenlandse periode verplicht verzekerd te zijn voor de PVV. Met dagtekening 30 januari 2020 is de aanslag IB/PVV 2018, overeenkomstig de aangifte, aan belanghebbende opgelegd.

2.3.

Belanghebbende heeft op 4 maart 2020 wederom voor het jaar 2018 een aangiftebiljet ingediend. De inspecteur heeft dat biljet als een verzoek om ambtshalve vermindering aangemerkt en dat verzoek op 14 april 2020 afgewezen. Tevens heeft de inspecteur aan belanghebbende medegedeeld een navorderingsaanslag op te gaan leggen, omdat bij de behandeling van voornoemd verzoek is gebleken dat de aanslag te laag is vastgesteld.

2.4.

Met dagtekening 6 mei 2020 is de navorderingsaanslag opgelegd. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning en tevens het premie-inkomen voor de volksverzekeringen bepaald op € 16.321. Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

2.5.

De inspecteur heeft in zijn vooraankondiging van de uitspraak op het bezwaarschrift onder meer de volgende standpunten ingenomen:

-

dat de belastingheffing over de gehele uitkering van het ABP aan Nederland is toegewezen;

-

dat de buitenlandse periode 178 dagen beslaat en de binnenlandse periode 182 dagen;

-

dat ten aanzien van de uitkering van het UWV € 10.457 (182/360 * € 20.685) is belast in Nederland; en

-

dat het premie-inkomen te hoog is vastgesteld en wordt verlaagd met € 3.080 tot € 13.241.

2.6.

De navorderingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.321 en een premie-inkomen voor de volksverzekeringen van € 13.421. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.

2.7.

In geschil is of een te laag bedrag aan loonheffingen in aanmerking is genomen door het UWV en wat daarvan het gevolg is voor de navorderingsaanslag inkomstenbelasting ten name van belanghebbende.

2.8.

Belanghebbende heeft gesteld dat het te betalen bedrag van € 2.475 (inclusief € 19 belastingrente), zoals dat bij uitspraak op bezwaar is komen te luiden, het gevolg is van de slordige werkwijze van het UWV en de Belastingdienst samen. Volgens belanghebbende heeft hij geen invloed gehad op de inhouding van loonheffingen op de uitkeringen. Hij kon redelijkerwijs niet weten dat het UWV en de Belastingdienst samen zulke fouten kunnen maken en kon ook niet weten dat er te weinig loonheffingen zijn ingehouden. Belanghebbende heeft verzocht om de navorderingsaanslag op nihil te stellen en indien dat niet mogelijk is, het bedrag van € 2.775 door het UWV aan de Belastingdienst te laten betalen.

2.9.

De rechtbank oordeelt als volgt. De geheven loonbelasting en de bij wijze van inhouding geheven premies volksverzekeringen (samen: de loonheffingen) worden als voorheffing in aanmerking genomen bij de bepaling van de verschuldigde IB/PVV1. Niet in geschil is dat belanghebbende over de binnenlandse periode IB is verschuldigd over zijn inkomsten van het ABP. Tussen partijen is eveneens niet in geschil dat belanghebbende in de binnenlandse periode verplicht verzekerd is voor de PVV. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord op de vraag of het UWV te weinig loonheffingen heeft ingehouden, niet van belang is. Immers, ook in het geval het UWV te weinig loonheffingen zou hebben ingehouden, kan die omstandigheid er niet toe leiden dat belanghebbende voor het jaar 2018 geen IB/PVV is verschuldigd. De loonheffing is slechts een voorheffing op de inkomstenbelasting, hetgeen betekent dat een eventuele onjuistheid bij de inhouding van loonheffingen door de uitkerende instantie(s) op grond van de wet kan worden gecorrigeerd in de inkomstenbelasting. Dat is in dit geval gebeurd door middel van de opgelegde navorderingsaanslag. De inspecteur heeft dus terecht de eventueel te weinig ingehouden loonheffingen nagevorderd door het opleggen van de navorderingsaanslag. Van onzorgvuldig handelen van de zijde van de belastingdienst of het UWV die aanleiding zou moeten geven tot vernietiging van de navorderingsaanslag, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat als het klopt dat te weinig loonheffingen zijn ingehouden (dus de voorheffingen te laag waren), belanghebbende een hoger bedrag aan maandelijkse netto-uitkeringen heeft ontvangen, zodat hij per saldo niet meer belastingen en premies betaalt dan wanneer door de uitkerende instantie(s) maandelijks de juiste bedragen aan loonheffingen waren ingehouden.

2.10.

Belanghebbende heeft de rechtbank nog verzocht om, als de navorderingsaanslag niet op nihil wordt vastgesteld, het UWV op te dragen het bedrag van € 2.475 aan de Belastingdienst te laten betalen. De rechtbank is daartoe niet bevoegd.

2.11.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.12.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier, op 22 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.