Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4829, BRE 20/7676
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4829, BRE 20/7676
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 september 2021
- Datum publicatie
- 1 oktober 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:4829
- Zaaknummer
- BRE 20/7676
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7676
uitspraak van 24 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 15 juni 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) (aanslagnummer [nummer] .Y.20.96001).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 13 juli 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 14 juli 2021 om 14.22 uur aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
2 Gronden
Feiten
Belanghebbende is volgens het kentekenregister vanaf 28 april 2008 houder van een auto Fiat Stilo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De auto is op 3 oktober 2003 voor het eerst toegelaten en rijdt op diesel.
Aan belanghebbende is op 27 januari 2020 een rekening fijnstoftoeslag (€ 48) verzonden over het tijdvak 28 januari 2020 tot en met 27 april 2020. Belanghebbende heeft deze rekening onbetaald gelaten.
Vervolgens is aan belanghebbende het verschuldigde bedrag nageheven door middel van een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt, en verzocht om in bezwaar te worden gehoord.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan zonder dat belanghebbende is gehoord. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of het hoorrecht is geschonden, en zo ja of belanghebbende door het achterwege laten van het hoorgesprek is benadeeld. Verder is in geschil of de inspecteur het motiveringsbeginsel heeft geschonden.
Hoorrecht
Belanghebbende voert aan dat hij in bezwaar ten onrechte niet gehoord is, hoewel hij daar wel om had verzocht. De inspecteur heeft zich ter zitting bij nader inzien, primair op het standpunt gesteld dat hij heeft mogen afzien van het horen van belanghebbende wegens de kennelijke ongegrondheid van het bezwaar.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 7:3, onderdeel b, van de Awb van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds volgt dat het bezwaar ongegrond is en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval, mede gelet op het dictum in de uitspraak op bezwaar, geen sprake. Omdat vaststaat dat belanghebbende niet is gehoord, is dus het hoorrecht geschonden.
De inspecteur heeft de rechtbank verzocht om, indien wel sprake zou zijn van schending van het hoorrecht, met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan deze schending voorbij te gaan, omdat het houden van een hoorzitting niet tot een andere uitkomst zal leiden, aldus de inspecteur.
De rechtbank overweegt dat in een geval zoals hier, waarin het horen ten onrechte achterwege is gebleven, in beginsel terugwijzing naar de inspecteur moet volgen. Volgens de Hoge Raad kan door de rechtbank evenwel aan het gebrek van het niet horen in de bezwaarfase worden voorbijgegaan indien de belastingplichtige door de gang van zaken niet is benadeeld (zie Hoge Raad van 18 april 2003,ECLI:NL:HR:2003:AF7495). Hiervan is sprake als de belastingplichtige zijn bezwaren in beroep schriftelijk heeft kunnen uiteenzetten en mondeling heeft kunnen toelichten, mits omtrent de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan tussen de inspecteur en de belastingplichtige (uiteindelijk) geen verschil van mening bestaat en het geschil betrekking heeft op een aangelegenheid waarbij de inspecteur geen beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit het geval is. Belanghebbende heeft zowel in de bezwaar- als beroepsfase geen gronden tegen de naheffingsaanslag aangevoerd, anders dan dat het motiveringsbeginsel is geschonden. Verder heeft de inspecteur gesteld dat hem ten aanzien van de naheffingsaanslag geen beleidsvrijheid toekomt, nu de RDW belast is met de vaststelling van de fijnstofuitstoot van de auto, en de naheffingsaanslag uitsluitend daarop is gebaseerd. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank tussen de inspecteur en belanghebbende geen verschil van mening over van belang zijnde feiten, en heeft het geschil betrekking op een aangelegenheid waarbij de inspecteur geen beleidsvrijheid toekomt. Dit overwegende bepaalt de rechtbank dat aan het door belanghebbende gesignaleerde gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kan worden voorbijgegaan.
Motiveringsbeginsel
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hem niet duidelijk is waarom belasting is verschuldigd, en de beslissing op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Uit de stukken van het dossier leidt de rechtbank af dat zowel in de aanslagregelende fase, als in bezwaar door de inspecteur is uitgelegd waarom belasting is verschuldigd. Naar het oordeel van de rechtbank is het motiveringsbeginsel niet geschonden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
Proceskostenveroordeling en griffierecht
Belanghebbende heeft geen kosten gesteld die als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het hoorrecht is geschonden ziet de rechtbank wel aanleiding om de inspecteur te gelasten het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.