Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4843, AWB - 20 _ 8678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4843, AWB - 20 _ 8678

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 september 2021
Datum publicatie
1 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4843
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8678

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8678

uitspraak van 24 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 21 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.070 (de aanslag) en de bij gelijktijdige beschikkingen opgelegde vergrijpboete van € 16.863 (de vergrijpboete) en in rekening gebrachte belastingrente ten bedrage van € 5.472 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.56.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2021 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende L.F.C. Kruijsen MSc, verbonden aan Fisc-Account B.V. te Venlo, en namens de inspecteur, [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikking;

-

vernietigt de boetebeschikking;

-

verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.026;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende dreef een onderneming, genaamd [de onderneming] (hierna: de onderneming). De onderneming is per 31 mei 2015 gestaakt.

2.2.

Vanwege de staking heeft belanghebbende de opstallen uit de onderneming overgebracht naar privé tegen een waarde van € 148.723. De grond uit de onderneming heeft belanghebbende overgebracht naar privé tegen een waarde van € 158.000.

2.3.

De boekwaarde per 31 mei 2015 van de opstallen is € 93.232 en van de grond is € 76.070. Het boekresultaat op de grond valt onder de landbouwvrijstelling van artikel 3.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).

2.4.

In opdracht van belanghebbende is er een taxatierapport opgesteld door [taxateur] (de taxateur) met peildatum 18 juni 2015. Het taxatierapport vermeldt onder andere de volgende uitgangspunten:

Algemeen

De locatie is gelegen aan een verharde en doorgaande weg en aangesloten op alle noodzakelijke nutsvoorzieningen. De locatie werd in het verleden gebruikt voor de teelt van orchideeën en is nu in gebruik genomen voor de teelt van aardbeiplanten. De locatie wordt momenteel verpacht voor de duur van vooralsnog vier jaar, de pachtprijs bedraagt € 50.400,- per jaar.”

De taxateur heeft de marktwaarde en de marktwaarde in verpachte staat van de opstallen en de grond vastgesteld op in totaal € 415.000, bestaande uit een waarde van € 257.000 voor de opstallen en € 158.000 voor de grond. De prognose van de totale waarde bij gedwongen verkoop (executie) heeft de taxateur vastgesteld op € 304.000.

2.5.

Belanghebbende heeft op 16 november 2016 een aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. Hierin is een stakingswinst ten aanzien van de opstallen aangegeven van € 44.175. Er is een inkomen uit werk en woning aangegeven van € 112.174, bestaande uit winst uit onderneming van € 97.163, loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van € 18.324 en aftrekbare premies van € 3.313. Na aftrek van te verrekenen verliezen resulteerde de aangifte in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.429.

2.6.

Met dagtekening 20 september 2019 heeft de inspecteur de aanslag en de vergrijpboete opgelegd. De inspecteur is afgeweken van de aangifte van belanghebbende in de zin dat de winst uit onderneming is gecorrigeerd naar € 180.804, bestaande uit een correctie op de stakingswinst ten aanzien van de onroerende zaken van € 75.418, een correctie van de geclaimde (niet-gerealiseerde) zelfstandigenaftrek van € 21.840 en een correctie van de MKB-winstvrijstelling van € 13.617. Na aftrek van te verrekenen verliezen resulteert de aanslag in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.070.

2.7.

Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen de aanslag en de vergrijpboete. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd en is de vergrijpboete verminderd naar € 15.255.

2.8.

Tussen partijen is het antwoord op de volgende vragen in geschil:

  1. Heeft belanghebbende de vereiste aangifte gedaan?

  2. Is de correctie van de stakingswinst terecht?

  3. Heeft belanghebbende recht op zelfstandigenaftrek?

  4. Is de vergrijpboete terecht en voor het juiste bedrag opgelegd?

Tussen partijen is niet in geschil dat de inspecteur bij de berekening van de stakingswinst een te hoge boekwaarde in aanmerking heeft genomen voor een bedrag van € 44.175.

Vereiste aangifte

2.9.

Gelet op het hiernavolgende behoeft de vraag of de vereiste aangifte is gedaan geen behandeling en gaat de rechtbank hier niet op in.

Stakingswinst

2.10.

De onderneming van belanghebbende is op 31 mei 2015 geheel gestaakt. De opstallen zijn per die datum overgegaan naar privé. De stakingswinst behaald op niet-vervreemde zaken wordt vastgesteld op het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde op de slotbalans. In zijn arrest van 28 december 19551 heeft de Hoge Raad bepaald dat het gaat om “de werkelijke waarde, beoordeeld niet alleen naar de op het desbetreffende tijdstip bekende omstandigheden, doch mede naar eerst later bekend geworden omstandigheden welke op den destijds bestaande toestand licht kunnen werpen”.

2.11.

Daarbij volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 19692, dat voor zaken waarvoor een markt bestaat, in beginsel de verkoopprijs op die markt de waarde in het economische verkeer vormt. Daaronder moet worden verstaan de prijs die bij aanbieding van de zaak ten verkoop op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde daarvoor zou zijn besteed. Aangezien de inspecteur een hogere stakingswinst bepleit, rust op de inspecteur de bewijslast om aannemelijk te maken dat de correctie van de stakingswinst niet te hoog is.

2.12.

De inspecteur heeft de correctie van de stakingswinst gebaseerd op het taxatierapport zoals opgesteld door [taxateur], waaruit een getaxeerde waarde in het economische verkeer volgt. Belanghebbende stelt dat deze waarde onjuist is en voert daartoe aan dat op basis van een herleiding van de WOZ-waarde de opstallen substantieel minder waard zijn. De door belanghebbende gehanteerde waarde voor de opstallen is (bij benadering) herleid door de WOZ-waarde van € 313.000 te verminderen met de waarde van de grond die volgt uit het taxatierapport van [taxateur] van € 158.000.

2.13.

De rechtbank acht de inspecteur geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De inspecteur heeft zich voor de te hanteren waarde in het economisch verkeer gebaseerd op een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur die dicht bij de stakingsdatum ligt. Voor zover belanghebbende heeft willen aanvoeren dat de uitgangspunten zoals gehanteerd in het taxatierapport van [taxateur] onjuist zijn omdat het vierjarige pachtcontract niet is uitgediend, is niet voldoende onderbouwd welk effect dat op de getaxeerde waarde uit het rapport zou moeten hebben.

Naar het oordeel van de rechtbank is verder door belanghebbende onvoldoende onderbouwd dat de waarde in het economisch verkeer via een herleiding van de WOZ-waarde kan worden bepaald. De WOZ-waarde van een (agrarisch) bedrijfsobject is gewoonlijk gebaseerd op een taxatiewijzer die weer gebaseerd is op landelijke gemiddelden. Daarbij worden bij een WOZ-waardering van bedrijfsobjecten specifieke factoren zoals uitbreidings- en vergunningsmogelijkheden niet meegewogen. Niet inzichtelijk is geworden hoe belanghebbende bij zijn herleiding met de specifiek voor de opstallen geldende eigenschappen rekening heeft gehouden.

Gelet op het voorgaande maakt de inspecteur de door hem gehanteerde waarde van de opstallen aannemelijk. Dat brengt ook mee dat de correctie van de stakingswinst ten aanzien van de opstallen niet te hoog is. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de boekwaarde van de opstallen bij het bepalen van de stakingswinst door de inspecteur voor een te hoog bedrag in aanmerking zijn genomen. Het gelijk is – reeds bij toepassing van de normale bewijslastverdeling – aldus aan de inspecteur. Of de vereiste aangifte is gedaan behoeft dus geen behandeling.

Zelfstandigenaftrek

2.14.

Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op de toepassing van zelfstandigenaftrek voor een bedrag van € 21.840, bestaande uit € 7.280 aan zelfstandigenaftrek voor het jaar 2015 en € 14.560 aan niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit voorgaande jaren.

2.15.

Met betrekking tot deze zelfstandigenaftrek heeft de inspecteur zich ter zitting beroepen op interne compensatie voor een bedrag van € 44.175 vanwege de te hoge gehanteerde boekwaarde bij de bepaling van de stakingswinst van de opstallen. Ook in het geval belanghebbende gelijk zou krijgen ten aanzien van de zelfstandigenaftrek, zal dit belanghebbende in deze procedure niet baten gelet op de omstandigheid dat de inspecteur gelijk heeft gekregen ten aanzien van de hoogte van de stakingswinst. Zoals ook besproken ter zitting, laat de rechtbank dit geschilpunt derhalve in het midden.

Vergrijpboete

2.16.

Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd van 50% van de verschuldigde belasting ten aanzien van de correctie van de stakingswinst op de onroerende zaken, op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

2.17.

Artikel 67d, eerste lid, van de AWR bepaalt:

“Indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.”

Op grond van paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) bedraagt de boete bij opzet in beginsel 50%.

2.18.

Gelet op het overwogene in 2.14 is de aangifte onjuist gedaan als het gaat om de stakingswinst op de onroerende zaken. Ten aanzien van het opzetvereiste rust de bewijslast op de inspecteur.

2.19.

De inspecteur heeft hiertoe gesteld dat belanghebbende bewust van de lagere WOZ-waarde van de opstallen is uitgegaan, wetende dat de waarde in het economische verkeer hoger was, en daarmee ten doel had om minder belasting te betalen. Belanghebbende heeft zelf opdracht gegeven aan [taxateur] om een taxatie te laten uitvoeren en daarna was belanghebbende op de hoogte van de waarde in het economische verkeer. Omdat deze waarde naar zijn mening te hoog is uitgevallen, is hij uitgegaan van de lagere WOZ-waarde. Belanghebbende is voor de berekening van de winst op de (onder)grond wel uitgegaan van de getaxeerde waarde. Het kan naar de mening van de inspecteur niet anders dan belanghebbende wist, dan wel heeft geweten dat er door gebruik te maken van de WOZ-waarde van de opstallen voor de berekening van de stakingswinst, te weinig belasting zou worden geheven.

2.20.

De rechtbank overweegt dat voor opzet is vereist dat er bewustheid is bij belanghebbende met betrekking tot (de aanmerkelijke kans op) een fout.3 Niet alleen is vereist dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte kennis had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven, maar ook dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).4 Daarbij wordt, anders dan bij de maatregel van omkering en verzwaring van de bewijslast, kennis en inzicht van personen aan wie een belastingplichtige het doen van aangifte overlaat niet aan een belastingplichtige toegerekend.

2.21.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van de vereiste bewustheid bij belanghebbende. Belanghebbende heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat de verpachting van de opstallen na de staking geen lang leven beschoren is geweest en na twee jaar is geëindigd. Niet gesteld of gebleken is dat de beëindiging van het pachtcontract belanghebbende nog niet bekend was ten tijde van het doen van de aangifte. Belanghebbende heeft verder verklaard dat hij van mening was dat de waarde uit het taxatierapport te hoog was. De rechtbank acht daarbij van belang dat (het kantoor van) gemachtigde als adviseur nauw betrokken was bij de staking van de onderneming en de verwerking van de staking in de aangifte. Dit alles leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is geweest van de vereiste bewustheid bij belanghebbende dat hij een onjuiste aangifte deed. Immers is één van de uitgangspunten van het taxatierapport (het vierjarig pachtcontract) weggevallen, en is voor het bepalen van de hoogte van de stakingswinst afstemming gezocht met een adviseur waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze niet voldoende deskundig of betrouwbaar is. Van belanghebbende kan dan niet worden geëist dat hij zich nader in de inhoudelijke aspecten van de toepasselijke belastingregelingen verdiept.5 De door de inspecteur gestelde omstandigheden dat niet is gebleken dat belanghebbende met de taxateur een discussie is aangegaan over de hoogte van de waarde en dat tevens geen vooroverleg is gezocht, maken nog niet dat daarmee bij belanghebbende de benodigde bewustheid voor opzet aanwezig is. De boetebeschikking is derhalve vernietigd.

Slotsom

2.22.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard voor zover het de boetebeschikking betreft en is het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

2.23.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.