Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4887, AWB 20_7054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4887, AWB 20_7054

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 september 2021
Datum publicatie
8 oktober 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4887
Zaaknummer
AWB 20_7054

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer: BRE 20/7054

uitspraak van 29 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 november 2018 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 aan belanghebbende opgelegd (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is aan belanghebbende een beschikking belastingrente (hierna: de beschikking belastingrente) afgegeven.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en beschikking belastingrente.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De griffier heeft van belanghebbende griffierecht geheven van € 48.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021 te Breda. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . De rechtbank heeft het onderzoek aan het einde van de zitting gesloten.

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een Formulier proceskosten overgelegd. De inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen de in dit formulier gevraagde proceskostenvergoeding.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De aanslag is met dagtekening 9 november 2018 aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.000. Gelijktijdig is de beschikking belastingrente van € 89 afgegeven.

2.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 12 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking belastingrente.

2.3.

Belanghebbende heeft op 26 april 2019 door middel van retournering van het “Reactieformulier bezwaar” kenbaar gemaakt dat hij in de bezwaarfase gehoord wenst te worden.

2.4.

Op 6 mei 2019 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de bezwaarbehandelaar en belanghebbende. Belanghebbende heeft tijdens dit telefoongesprek medegedeeld dat hij de uitkomst van een (nog bij de Belastingdienst aanhangig te maken) klachtenprocedure wenst af te wachten alvorens te worden gehoord. De klachtenprocedure gaat over ICT-problemen aan de zijde van de Belastingdienst die belanghebbende heeft ervaren bij het doen van aangifte.

2.5.

Belanghebbende heeft de inspecteur bij e-mailbericht van 3 oktober 2019, 30 oktober 2019, 6 december 2019 en 30 januari 2020 geïnformeerd over de stand van zaken van de klachtenprocedure. Belanghebbende heeft in deze e-mailberichten niet afgezien van het recht om gehoord te worden. Voor zover relevant luidt het e-mailbericht van 30 januari 2020 als volgt:

“(…)

- Een aantal klachten (via [mevrouw X] ref. KL [referentie] ) bij mijn bezwaarprocedure zijn goed opgenomen en inmiddels verwerkt en afgerond via de landelijke klachtenafdeling in Den Haag.

- Er treden inmiddels nieuwe klachten op bij zowel mijn aanslag 2015 e.v. als bij mijn bezwaarprocedure, die de voortgang van de bezwaarprocedure bemoeilijken. Deze klachten wil ik melden, behandelen en inperken. Dit zal enige tijd duren.

- Hierna las ik een adempauze in, aangezien ik teveel tijd en energie heb gestoken in de klachtenzaken die mijn gezondheid en mijn eigen functioneren dreigen te schaden.

- Hierna zal ik weer contact opnemen met de behandelaar van het bezwaar, voor een verder vervolg van het bezwaar, en wellicht via een hoorzitting t.z.t. via u.

- De hoorzitting is dus hiermee op de lange baan geschoven.

Om u enige zekerheid te geven over de tijdtermijn is mijn voorgenomen plan om in december 2020, uiterlijk 10 december 2020, weer contact met u op te nemen voor hernieuwd contact en/of afstemming met de behandelaar van het bezwaarschrift, over de status van de klachten en bezwaarprocedure. (…)”’

2.6.

Bij brief met dagtekening 13 april 2020 heeft de inspecteur belanghebbende (nogmaals) gewezen op zijn hoorrecht. Deze brief luidt, voor zover relevant, als volgt:

“(…) Middels dit schrijven wil ik u nogmaals wijzen op het recht om gehoord te worden.

Als u hiervan gebruik wenst te maken, verneem ik dit graag van u. Als u er geen prijs op stelt om te worden gehoord, verneem ik dat eveneens graag van u middels het reactieformulier. (…)

Ik ontvang het ingevulde formulier per post of via e-mail graag vóór 29 april 2020 retour. (…)”

2.7.

Belanghebbende heeft niet op de brief van 13 april 2020 gereageerd.

2.8.

De inspecteur heeft op 10 mei 2020 uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende vooraf gehoord te hebben. Er is wel inzage verstrekt in de op de zaak betrekking hebbende stukken.

3 Geschil

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is het hoorrecht in de bezwaarfase geschonden en zo ja, dient om deze reden terugwijzing plaats te vinden naar de inspecteur?

2. Is de aanslag tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugwijzing naar de inspecteur. De inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag en beschikking belastingrente.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing