Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4890, AWB 20_6193
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4890, AWB 20_6193
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 29 september 2021
- Datum publicatie
- 8 oktober 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:4890
- Zaaknummer
- AWB 20_6193
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer: BRE 20/6193
uitspraak van 29 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 28 september 2018 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 aan belanghebbende opgelegd (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is aan belanghebbende een beschikking belastingrente afgegeven (hierna: de beschikking belastingrente).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en beschikking belastingrente.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De griffier heeft van belanghebbende griffierecht geheven van € 48.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021 te Breda. Daar zijn verschenen J.A. Klaver, als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . De rechtbank heeft het onderzoek aan het einde van de zitting gesloten.
Belanghebbende heeft tijdens deze zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van een e-mail van de inspecteur met dagtekening 11 augustus 2021 (hierna: e-mail van 11 augustus 2021). De e-mail van 11 augustus 2021 omvat een intrekkings- respectievelijk compromisvoorstel.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft op 12 april 2017 aangifte IB/PVV 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.050 (hierna: de aangifte). Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende in de aangifte aftrek van dieetkosten van € 1.400 als specifieke zorgkosten geclaimd. Dit zijn de kosten na toepassing van de verhoging zoals opgenomen in artikel 6.19, lid 1, letter b, Wet IB 2001.
Bij brief van 16 maart 2018 heeft de inspecteur in het kader van beoordeling van de aangifte verzocht om overlegging van een door een arts of diëtist ondertekende dieetverklaring. De inspecteur heeft dit informatieverzoek herhaald bij brief van 10 april 2018.
In reactie op het informatieverzoek heeft belanghebbende bij brief met dagtekening 13 april 2018 een dieetbevestiging 2015 van 9 april 2018 overgelegd (hierna: dieetbevestiging 2015). In de dieetbevestiging 2015 is geen begin- en einddatum van de te volgen diëten opgenomen. In deze bevestiging is wel opgenomen dat de diëten permanent gevolgd dienen te worden. Dieetbevestiging 2015 is afgegeven door het Vasculair Preventie Centrum Maxima Medisch Centrum locatie Eindhoven (hierna: Vasculair Preventie Centrum).
De inspecteur heeft bij brief van 14 mei 2018 nadere informatie bij het Vasculair Preventie Centrum opgevraagd over dieetbevestiging 2015. Het Vasculair Preventie Centrum heeft hierop dieetbevestiging 2015 aangevuld in die zin dat met betrekking tot de te volgen diëten als begin- en einddatum 1 januari 2015 respectievelijk 31 december 2015 is opgenomen (hierna: aanvulling op dieetverklaring 2015).
Met dagtekening 28 september 2018 heeft de inspecteur de aanslag en de beschikking belastingrente opgelegd. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.450. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag uitsluitend op het punt van de geclaimde aftrek van uitgaven voor dieetkosten van de aangifte afgeweken.
Belanghebbende heeft bij brief van 5 november 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en beschikking belastingrente.
In de beroepsprocedure heeft belanghebbende een afschrift overgelegd van een aan de inspecteur gerichte brief van 25 februari 2020. De brief van 25 februari 2020 luidt als volgt:
“Naar aanleiding van het Hoorgesprek van 17 februari j.l. treft U in de bijlage aan:
-De ondertekende Dieetverklaring 2016 nr. 17 en nr.31 van [belanghebbende] . (…)”.
De in de brief van 25 februari 2020 genoemde dieetbevestiging 2016 is, evenals dieetbevestiging 2015, opgesteld door het Vasculair Preventie Centrum. Belanghebbende dient zich volgens dieetbevestiging 2016 aan diëten met de nummers 17 en 31, zoals aangeduid in de Tabel vaste aftrekbare bedragen 2016, te houden. Voor beide diëten wordt in dieetbevestiging 2016 als ingangsdatum 1 januari 2013 genoemd. Er is geen einddatum opgenomen. Op de plaats waar de einddatum ingevuld kan worden is het woord “permanent” geschreven.
De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 20 maart 2020 ongegrond verklaard.
3 Geschil
Met verwijzing naar de e-mail van 11 augustus 2021 hebben partijen op zitting verklaard dat in ieder geval overeenstemming is bereikt over de volgende punten:
- de aftrek van dieetkosten zoals geclaimd in de aangifte wordt gevolgd door de inspecteur;
- belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000;
- belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 748 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met hantering van wegingsfactor 1); en
- belanghebbende heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.
Ter zitting is gebleken dat partijen nog van mening verschillen over het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de kosten van het bezwaar?
2. Heeft belanghebbende bij berekening van de proceskostenvergoeding voor het geding bij de rechtbank recht op toekenning van 1 punt voor het bijwonen van de zitting?
3. Bij bevestigende beantwoording van vraag 2; Welke wegingsfactor dient gehanteerd te worden?
Belanghebbende concludeert tot toekenning van een kostenvergoeding voor bezwaar van € 530 en voor beroep van € 1.496. De inspecteur concludeert primair tot afwijzing van het verzoek om toekenning van een kostenvergoeding voor bezwaar en toekenning van een proceskostenvergoeding voor beroep van € 748.