Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4975, BRE-21_2151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4975, BRE-21_2151

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 oktober 2021
Datum publicatie
18 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4975
Zaaknummer
BRE-21_2151

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/2151 en 21/2152

uitspraak van 5 oktober 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Motivering

Bij brief van 14 april 2021, binnengekomen bij de Belastingdienst op 15 april 2021, heeft belanghebbende gereageerd op de uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.

Het beroep ziet op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer]H.86.01 en [aanslagnummer]W.86.01.4. en de bij beschikking opgelegde boete. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 49,00. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.

De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 20 juni 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Daarop is de brief op 12 juli 2021 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post. Uit de na die datum van belanghebbende ontvangen correspondentie volgt dat belanghebbende de betreffende brief heeft ontvangen.

Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.