Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5004, BRE 20/7939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5004, BRE 20/7939
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2021
- Datum publicatie
- 8 oktober 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:5004
- Zaaknummer
- BRE 20/7939
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7939
uitspraak van 4 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats 1] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle, de heffingsambtenaar.
1 Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (hierna: het object) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 77.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2020 bekendgemaakt. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In de uitspraak op bezwaar van 6 augustus 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 september 2021. Hierbij was belanghebbende aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar] .
2 Overwegingen
Inleiding
Belanghebbende is de eigenaar van het object. Het betreft een agrarisch perceel van 5.773 m² met daarop een koetshuis/paardenstal, een buitenbak, een hooiopslag/berging en een overkapping/luifel.
Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de WOZ-waarde van het object. De waardepeildatum is in dit geval 1 januari 2019.
Belanghebbende vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Hij vindt dat de waarde van het object maximaal € 58.294 is (€ 20.770 aan opstallen en € 37.524 aan grond). De heffingsambtenaar verdedigt de in de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 77.000.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat het geschil zich beperkt tot de waarde van de grond aangezien de heffingsambtenaar ten aanzien van de opstallen een lagere waarde voorstaat dan belanghebbende, namelijk € 16.516.
Onderbouwing van de WOZ-waarde
De waardering van het object is gebaseerd op de door taxateur [taxateur] (de taxateur) opgestelde matrix van 3 november 2020. De taxateur heeft de waarde van het object op de waardepeildatum bepaald op € 77.974. In deze matrix is aan de grond een waarde toegekend van € 61.459.
De taxateur heeft de waarde van de grond vastgesteld aan de hand van de landelijke taxatiewijzer agrarische gronden. In deze taxatiewijzer is aan de hand van marktgegevens van verschillende verkooptransacties voor 66 landbouwgebieden grondstaffels bepaald. Het object is gelegen in landbouwgebied “De Kempen”. Voor dit landbouwgebied is in de taxatiewijzer een grondstaffel opgenomen waarbij per m² een waarde wordt aangenomen uiteenlopend van € 68 (voor de eerste 400 m²) tot € 7 (vanaf 7.500 m²).
Beoordeling waarde
De rechtbank constateert dat de taxateur de in de taxatiewijzer opgenomen grondstaffel in het voordeel van belanghebbende heeft toegepast. Daar waar het voor de toepassing van een grondstaffel gebruikelijk is om te rekenen vanaf de hoogste waarde (in dit geval € 68) voor de eerste vierkante meters en daarna een steeds lagere waarde voor de overige vierkante meters heeft de taxateur in dit geval een voor belanghebbende gunstigere methode toegepast. De taxateur heeft voor de bebouwde grond (548 m²) de hiervoor genoemde gebruikelijke methodiek toegepast en aan de overige (onbebouwde) grond de op basis van de grondstaffel laagst mogelijke waarde (€ 7) gehanteerd. Bovendien heeft de taxateur over de gehele grondwaarde een aftrek van 10% toegepast vanwege de matige ligging van het object. Zou de taxateur zijn uitgegaan van de gebruikelijke methodiek dan zou hij (zonder correctie voor de matige ligging) de grondwaarde hebben vastgesteld op € 141.687.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de heffingsambtenaar de grondwaarde niet te hoog heeft vastgesteld. In haar oordeel heeft de rechtbank meegewogen dat de grondstaffels in de taxatiewijzer zijn vastgesteld aan de hand van algemene verkoopcijfers en daardoor minder specifiek (ruwer) zijn. De rechtbank is van oordeel dat kan worden aangenomen dat in het verschil tussen € 141.687 en de voor het object gehanteerde grondwaarde kan worden aangenomen dat de eventuele verschillen tussen de in de taxatiewijzer gehanteerde marktgegevens en het object voldoende tot uitdrukking zijn gekomen.
Belanghebbende heeft een grondwaarde bepleit van € 6,50 per m². Hij heeft bij zijn beroepschrift echter geen onderbouwende stukken gevoegd en ter zitting heeft hij verklaard dat hij slechts via-via heeft gehoord dat in 2019 in de omgeving landbouwgrond is verkocht voor € 6.500 per hectare (€ 6,50 per m²). De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om de door hem voorgestane grondwaarde te onderbouwen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is dus ongegrond.
3 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van drs. L. Mattijssen, griffier, op 4 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak De rechter,
mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.