Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5219, AWB - 20 _ 9509 en 20 _ 9510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5219, AWB - 20 _ 9509 en 20 _ 9510

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 oktober 2021
Datum publicatie
29 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5219
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9509 en 20 _ 9510

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/9509 en 20/9510

uitspraak van 14 oktober 2021

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:

[naam belanghebbende] , wonende te [plaatsnaam] ,

belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 3 mei 2021, verzonden op 7 mei 2021.

1 Behandeling van het verzet

1.1.

Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank zijn de beroepen van belanghebbende (met bovengenoemde zaaknummers) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het beroepschrift.

1.2.

Bij brief van 9 juni 2021, ontvangen bij de rechtbank op 10 juni 2021, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

1.3.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2021 in Breda, aldaar is niemand verschenen.

1.4.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten en de gronden van het verzet

2.1.

Het afschrift van de uitspraken op bezwaar van de inspecteur zijn gedagtekend 29 september 2020.

2.2.

Het beroepschrift van belanghebbende is gedagtekend 9 november 2020. Het beroepschrift is ter griffie van de rechtbank ontvangen op 12 november 2020.

2.3.

Bij de in verzet bestreden uitspraken zijn de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

2.4.

De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift en in de brief van belanghebbende met dagtekening 15 september 2021.

3. Beoordeling van het verzet

3.1.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). De termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).

3.2.

Naar het oordeel van de rechtbank is bij de in verzet bestreden uitspraak terecht en op goede gronden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft daarbij terecht de leesbare poststempel op de envelop waarin het beroepschrift is verzonden, als bewijsrechtelijk uitgangspunt genomen voor het bepalen van de dag van terpostbezorging. Belanghebbende heeft niet gesteld dat het poststuk voor de datum van afstempeling ter post is bezorgd.1

3.3.

Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).

3.4.

Termijnen van bezwaar en beroep volgen rechtstreeks uit de wet, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met bijzondere omstandigheden. De rechtbank zal daarom beoordelen of de omstandigheden die belanghebbende noemt dusdanig bijzonder zijn dat het hem niet verweten kan worden dat hij niet binnen de beroepstermijn een beroepschrift heeft ingediend.

3.5.

Belanghebbende stelt dat de termijn slechts met enkele dagen overschreden is. Ook heeft belanghebbende gesteld dat hij door zijn ziekte moeilijk mondeling kan communiceren, dat zaken erg traag verlopen en dat zijn geheugen hem regelmatig in de steek laat. Het gaat om een kwestie uit 2011 en 2012, waar belanghebbende naar eigen zeggen niets meer van af weet en waarvan de bewijsvoering bij de belastingdienst aanwezig is.

3.6.

De rechtbank heeft begrip voor belanghebbendes (gezondheids)situatie en begrijpt dat belanghebbende een moeilijke periode heeft (gehad). Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de stellingen van belanghebbende echter niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Die omstandigheden, hoe vervelend ook, brengen niet met zich dat aannemelijk is dat van belanghebbende redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij zelf tijdig beroep instelde dan wel tijdig een derde inschakelde om dat voor hem te doen, bijvoorbeeld door het (laten) indienen van een pro forma beroepschrift.

Dat de beroepstermijn slechts met enkele dagen is overschreden, zoals belanghebbende stelt, kan op zichzelf en ook in samenhang met zijn overige stellingen ook niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

3.7.

Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat de beroepen bij de in verzet bestreden uitspraak terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard. Aan een behandeling van de argumenten van belanghebbende inzake het inhoudelijke geschil met de inspecteur kan de rechtbank dan niet meer toekomen.

4 Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.