Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5360, AWB - 21 _ 2188
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5360, AWB - 21 _ 2188
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2021
- Datum publicatie
- 29 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:5360
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2188
Inhoudsindicatie
Voorlopige voorziening
Verzoeker heeft, in de bezwaarfase, verzocht om de inspecteur op te dragen om stukken uit het dossier van verzoeker te verwijderen. Deze stukken zouden fiscale adviezen betreffen die volgens verzoeker onder het informele verschoningsrecht van belastingadviseurs vallen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van onverwijlde spoed die zou maken dat niet kan worden gewacht op (eventuele) behandeling van de hoofdzaak.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2188
uitspraak van 25 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[naam belanghebbende] , wonende te [plaatsnaam] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2 Verzoek
Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om de inspecteur op te dragen om stukken uit het dossier van verzoeker te verwijderen. Deze stukken zouden fiscale adviezen betreffen die volgens verzoeker onder het informele verschoningsrecht van belastingadviseurs vallen.
3 Karakter voorlopige voorziening
De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Op grond van artikel 8:81 van de Awb gelden daarbij als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.