Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5649, BRE 20/10158
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5649, BRE 20/10158
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 november 2021
- Datum publicatie
- 19 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:5649
- Zaaknummer
- BRE 20/10158
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/10158
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (belastingsamenwerking West-Brabant),
de heffingsambtenaar.
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 november 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar].
Overwegingen
1. Belanghebbende heeft op 7 oktober 2020 een auto van het merk [merk] met het kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht aan de Boschstraat te Breda. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1 Tussen partijen staat vast dat de eerste 15 minuten parkeren op deze plaats gratis is.
2. Tijdens een controle op 7 oktober 2020 omstreeks 16:50 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Aan belanghebbende is daarom met dagtekening 7 oktober 2020 de naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,72 verhoogd met een bedrag van € 66,22 aan kosten.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
4. Belanghebbende heeft verklaard dat zij op 7 oktober 2020 op familiebezoek ging bij haar nichtje. De woning die belanghebbende wilde bezoeken heeft gratis parkeerplekken aan de achterzijde, waar belanghebbende vaker haar auto parkeert. Door wegwerkzaamheden kon belanghebbende de betreffende dag de route naar de achterzijde van de woning niet vinden. Belanghebbende heeft daarom haar auto gedurende korte tijd op het parkeervak voor de woning van haar nichtje geplaatst zodat haar nichtje kon instappen om de weg naar de achterzijde van de woning te wijzen. Het stilstaan op het parkeervak heeft volgens belanghebbende ongeveer 1 minuut geduurd. Vervolgens is zij samen met haar nichtje naar de achterzijde van de woning gereden, waar zij de auto heeft geparkeerd. Belanghebbende stelt op grond van het voorgaande dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan haar is opgelegd.
5. De rechtbank acht de verklaring van belanghebbende geloofwaardig. Door de heffingsambtenaar wordt de door belanghebbende omschreven situatie ook niet betwist. Belanghebbende heeft de auto slechts 1 minuut tot stilstand gebracht op het parkeervak, terwijl op de bewuste parkeerplek geen belasting is verschuldigd voor de eerste 15 minuten parkeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende voor haar handelingen geen parkeerbelasting was verschuldigd. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende gegrond. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de naheffingsaanslag zal worden herroepen.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is ter zitting gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).