Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5650, AWB - 20 _ 10242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5650, AWB - 20 _ 10242

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 november 2021
Datum publicatie
19 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5650
Zaaknummer
AWB - 20 _ 10242

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/10242

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zundert (Belastingsamenwerking West-Brabant), de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 september 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar [naam].

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft op 4 september 2020 een auto van het merk [merk] met het kenteken [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan de Nassausingel te Breda. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1

2. Tijdens een controle op 4 september 2020, omstreeks 11:59 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting is voldaan voor de zone waarin belanghebbende heeft geparkeerd.

3. Belanghebbende heeft om 12:00 uur via een parkeer-app parkeerbelasting voldaan van een andere zone dan degene waar zij stond geparkeerd. Zij heeft een uitdraai overgelegd van de parkeergegevens van de app, waaruit blijkt dat zij parkeergeld heeft betaald voor het tijdsbestek van 12:00 uur tot en met 12:15 uur tot een bedrag van € 0,38 (vermeerderd met

€ 0,28 transactiekosten).

4. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de auto heeft geparkeerd.

5. Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij werd overdonderd door het voorbijrijden van de scanauto omdat deze voorbij kwam op het moment dat zij pas net stond geparkeerd en zij nog geen tijd had gehad om de parkeerbelasting te voldoen. In alle haast heeft belanghebbende vervolgens de parkeerbelasting willen voldoen door haar parkeer-app te activeren. Daarbij heeft zij per ongeluk de verkeerde parkeerzone geselecteerd. Verder heeft belanghebbende verklaard dat er sprake was van bijzondere persoonlijke omstandigheden op de dag van de controle (de geboortedag van haar overleden echtgenoot), waardoor zij minder alert was dan normaal gesproken. Op grond van het voorgaande stelt belanghebbende dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan haar is opgelegd.

6. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar in dit geval niet in redelijkheid is overgegaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft voldoende in het werk gesteld om voldoende parkeerbelasting te betalen. De rechtbank acht daarbij aannemelijk dat het belanghebbende niet is gelukt om voldoende parkeerbelasting te betalen door de omstandigheden zoals deze door haar zijn aangevoerd. Het is dan aan een redelijk handelend bestuursorgaan om in zo’n situatie niet over te gaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende gegrond. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de naheffingsaanslag zal worden herroepen.

7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

herroept de naheffingsaanslag;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;

-

gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is ter zitting gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel