Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5654, AWB - 20 _ 8801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5654, AWB - 20 _ 8801

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 november 2021
Datum publicatie
19 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5654
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8801

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8801

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 oktober 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 juli 2021 aan het door hem opgegeven adres, [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 29 juli 2021 is afgehaald bij het betreffende PostNL-punt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres aan de belanghebbende is aangeboden. De zitting heeft daarom zonder aanwezigheid van belanghebbende plaatsgevonden.

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft op 4 september 2020 een auto van het merk Daewoo met het kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht aan de Voorst tot Voorststraat te Breda. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.1

2. Tijdens een controle op 4 september 2020 omstreeks 10:37 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Aan belanghebbende is daarom met dagtekening 8 september 2021 een naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,50. Dit bedrag is verhoogd met € 64,50 aan kosten.

3. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of er sprake is van parkeren.

4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van parkeren. Hij voert aan dat hij zijn auto slechts aan de kant heeft gezet omdat zijn telefoon was gevallen, op de grond bij de passagiersstoel en dat hij deze op wilde rapen.

5. Op grond van de wettelijke definitie van parkeren is er geen sprake van parkeren indien een voertuig wordt stilgezet op een parkeerplaats gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken. Voor voornoemde handelingen is geen parkeerbelasting verschuldigd. Voor alle andere handelingen waarvoor een auto op een parkeervak wordt geplaatst geldt de uitzondering niet. De rechtbank overweegt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van onmiddellijk in-en uitstappen van personen of het laden-en lossen van zaken. De situatie zoals door belanghebbende in zijn beroepschrift wordt geschetst vindt naar het oordeel van de rechtbank bovendien geen steun in de foto’s die in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank heeft deze foto’s bestudeerd en ziet niemand in de auto zitten. Het voorgaande betekent dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake was van parkeren en dat daarvoor parkeerbelasting is verschuldigd. De naheffingsaanslag is terecht aan belanghebbende opgelegd.

6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Bijlage wettelijk kader