Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5828, AWB - 20 _ 8800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5828, AWB - 20 _ 8800

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5828
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8800

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8800

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant), de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2020 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft zijn beroepsschrift aangevuld met een situatieschets.

Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 9 november 2021 op het in de uitnodiging voor de zitting genoemde tijdstip. Daar is verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [naam] via beeldbellen.

Na de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Na afloop van de zitting is belanghebbende alsnog verschenen. De rechtbank heeft hem toen mededeling gedaan van de mondelinge uitspraak.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 28 augustus 2020 omstreeks 16:42 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan het [straatnaam] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 2,30, vermeerderd met € 64,50 aan kosten.

3. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.

4. Belanghebbende bestrijdt niet dat hij op het moment van de controle geen parkeerbelasting heeft betaald. Belanghebbende stelt dat hij Breda heeft bezocht zonder hier goed bekend te zijn. Hij kwam naar Breda om in de buurt van het parkeerterrein een pakketje af te geven en heeft geparkeerd op het parkeerterrein. Hij was zich er niet van bewust dat het een parkeerterrein betrof waar betaald parkeren geldt. Hij stelt dat hij geen bebording of parkeerautomaten heeft gezien en dat deze wellicht aan het zicht werden onttrokken door de aanwezigheid van vele grote voertuigen en werklui.

5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende geparkeerd stond en dat geen sprake was van laden en lossen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat in de parkeerverordening en het daarbij horende aanwijzingsbesluit het parkeerterrein aan het [straatnaam] is aangewezen als een straat waarvoor betaald parkeren geldt. Dat alleen is echter nog onvoldoende om de parkeerbelasting te mogen naheffen. De gemeente is namelijk ook verplicht om aan parkeerders voldoende duidelijk te maken dat voor een bepaald gebied betaald parkeren geldt.

6. Naar het oordeel van de rechtbank had het belanghebbende inderdaad kenbaar moeten zijn dat op het parkeerterrein aan het [straatnaam] parkeerbelasting moet worden voldaan. Dit maakt de rechtbank op uit de plattegrond en foto’s die de heffingsambtenaar heeft ingestuurd. Uit die plattegrond volgt dat belanghebbende onderweg naar het parkeerterrein langs een parkeerzonebord is gereden. Dat belanghebbende bij het parkeerterrein zelf geen bebording heeft gezien maakt dan geen verschil. Uit het parkeerzonebord volgt dat vanaf dat bord voor parkeren betaald moet worden totdat een eindeparkeerzonebord wordt gepasseerd. De gemeente is vervolgens niet gehouden om op elke straathoek een herhalingsbord te plaatsen waarop de verschuldigdheid van de parkeerbelasting is vermeld.

Uit de foto’s van de parkeercontrole is bovendien zonder belemmering op de achtergrond een parkeerautomaat te zien, zodat het belanghebbende ook zonder het parkeerzonebord duidelijk had moeten zijn dat op het parkeerterrein parkeerbelasting moet worden voldaan.

De heffingsambtenaar heeft terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

7. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2011 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel