Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5880, BRE - 20 _ 8880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5880, BRE - 20 _ 8880

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 november 2021
Datum publicatie
23 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5880
Zaaknummer
BRE - 20 _ 8880

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet van een samenvatting voorzien.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8880

uitspraak van 17 november 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 4 september 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.748 met [aanslagnummer] (hierna: de aanslag) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente.

Zitting

Nadat partijen zijn uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting op 3 november 2021, hebben beide partijen laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Daarop is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.174 en wijzigt de belastingrente dienovereenkomstig;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1.

De inspecteur is bij de aanslagregeling van de ingediende aangifte IB/PVV 2017 afgeweken. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag verminderd tot een opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.945.

2.2.

Belanghebbende stelt in beroep dat hij het op twee punten niet eens is met de bezwaarbehandelaar, namelijk de hoogte van de aftrek van de dieetkosten van € 2.650 en het schrappen van de aftrek reiskosten ziekenbezoek. De inspecteur heeft na ontvangst van het beroepschrift het bedrag van de aftrekbare dieetkosten met € 700 verhoogd tot € 2.650. Dit heeft geleid tot een verdere verlaging van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.245 (dagtekening 23 oktober 2020).

2.3.

De inspecteur heeft in het verweerschrift geconcludeerd dat het belastbare inkomen uit werk en woning verder dient te worden verminderd met € 71 tot € 56.174.

2.4.

Belanghebbende heeft in zijn reactie van 14 oktober 2021 op het verweerschrift aangegeven dat hij het grotendeels eens is met de conclusie van de inspecteur. Belanghebbende heeft daarnaast aangevoerd het niet mee eens te zijn met de correctie door de inspecteur van de door hem opgevoerde reiskosten in verband met ziekenbezoek van € 172.

2.5.

Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of de inspecteur de door belanghebbende opgevoerde reiskostenaftrek in verband met ziekenbezoek terecht heeft gecorrigeerd.

2.6.

Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2017, Wet IB 2001), zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer.

2.7.

Belanghebbende heeft een overzicht verstrekt waarin is weergegeven wanneer hij in 2017 bij zijn partner op ziekenbezoek is geweest in [plaats] . Volgens dat overzicht bedraagt dat het aantal gereden kilometers per bezoek(dag) 10,5. Volgens de inspecteur is de afstand tussen de woning van belanghebbende en [plaats] minder dan 10 km.

De rechtbank overweegt als volgt. Volgens de in 2.6 vermelde wettelijke bepaling dient de afstand tussen de woning van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt meer dan 10 kilometer te belopen. Dit betekent dat de enkele reisafstand (langs de gebruikelijke weg) tussen het woonadres van belanghebbende en [plaats] meer dan 10 kilometer moet zijn, wil sprake zijn van uitgaven van specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel h, van de Wet IB 2001. Belanghebbende gaat echter uit van het aantal kilometers van zowel de heen- als terugreis en dat is dus onjuist. De inspecteur heeft dus terecht de door belanghebbende opgevoerde reiskostenaftrek in verband met ziekenbezoek gecorrigeerd.

2.8.

Het beroep is gegrond verklaard. De aanslag moet immers wel verder verminderd worden na de uitspraak op bezwaar (zie 2.2 en 2.3). De belastingrente moet dienovereenkomstig worden aangepast.

2.9.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel krijgt belanghebbende het griffierecht vergoed.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier, op 17 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.