Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6238, AWB - 20 _ 9058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6238, AWB - 20 _ 9058

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
14 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6238
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9058

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht

Zaaknummers BRE 20/9058 en 20/9059

belanghebbenden,

en

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbenden twee aanslagen forensenbelasting opgelegd met dagtekening 15 juli 2020 voor de jaren 2018 en 2019 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] .

Belanghebbenden hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraken op bezwaar van 15 september 2020 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.

Belanghebbenden hebben hiertegen beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 3 november 2021. Belanghebbende [belanghebbende 2] was aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] en [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten

1. Belanghebbenden zijn sinds 2015 eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] ( [plaats] ), gemeente Schouwen-Duiveland. Zij hebben hun hoofdverblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland. De woning wordt door tussenkomst van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) verhuurd aan derden. Hiertoe hebben belanghebbenden en [bedrijf] op 16 maart 2015 een verhuurovereenkomst gesloten. Belanghebbenden hebben zelf ook gebruik gemaakt van de woning, namelijk 62 dagen in 2018 en 61 dagen in 2019.

Het geschil

2. In geschil is of de aanslagen forensenbelasting 2018 en 2019 terecht zijn opgelegd.

3. Belanghebbenden voeren aan dat uit de overeenkomst met [bedrijf] blijkt dat de woning volledig ter beschikking is voor verhuur. Zij zijn daarnaast akkoord gegaan met de Algemene voorwaarden [bedrijf] huiseigenaren (hierna: de Algemene voorwaarden 2018) en verwijzen daartoe naar de website van [bedrijf] . Op grond van artikel 4.2 van de Algemene voorwaarden 2018 mogen zij gebruik maken van de woning als deze niet verhuurd is, met een maximum van 89 dagen. In 2018 en 2019 hebben zij minder dan 89 dagen per jaar gebruik gemaakt van de woning. Belanghebbenden zijn daarom van mening dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen zij naar een arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:223 en een uitspraak van gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 juni 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1761. Daarnaast zijn belanghebbenden van mening dat het niet zo kan zijn dat toeristenbelasting én forensenbelasting wordt geheven over dezelfde woning. Tevens voeren zij aan dat de heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door voor het jaar 2015 de aanslag forensenbelasting op grond van dezelfde feiten en omstandigheden te vernietigen en de aanslagen forensenbelasting 2018 en 2019 niet.

Standpunt heffingsambtenaar

4. De heffingsambtenaar vindt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de woning meer dan 90 dagen beschikbaar is gehouden voor belanghebbenden of hun gezin.

Wettelijk kader

5. De forensenbelasting dient ertoe om mensen die relatief veel in een gemeente verblijven, maar geen ingezetene zijn van deze gemeente, mee te laten betalen aan voorzieningen in die gemeente. In de regelgeving van de gemeente Schouwen-Duiveland staat dat forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.1

6. Volgens vaste rechtspraak2 moet voor het begrip ‘beschikbaar houden’ het volgende worden aangenomen. Indien een gemeubileerde woning is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, wordt die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.

Dit betekent dat een woning in beginsel beschikbaar is voor de eigenaar en zijn gezin op de dagen dat de woning niet was verhuurd aan derden, ook al maakte de eigenaar en zijn gezin op die dagen geen gebruik van de woning.

7. Er geldt wel een uitzondering. Er mag geen aanslag forensenbelasting worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur (a) als die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken (de a-grond), of (b) als de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan 90 is (de b-grond).3

Oordeel rechtbank

8. Belanghebbenden hebben met [bedrijf] een exclusiviteitscontract ‘volledig beschikbaar voor de verhuur’ afgesloten. Dit zou betekenen dat - als de overeenkomst werd nageleefd - de woning niet beschikbaar werd gehouden voor belanghebbenden en hun gezin.

Toch hebben belanghebbenden in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van de woning. Zij beroepen zich op de b-grond, namelijk het maximaal 90 dagen per jaar beschikbaar houden van de woning voor zichzelf en hun gezin. Daartoe verwijzen zij naar artikel 4.2 van de Algemene voorwaarden 2018.

Algemene voorwaarden

9. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbenden bij het openstellen van hun woning voor verhuur voor een kalenderjaar tevens akkoord (moeten) gaan met de op dat moment geldende Algemene voorwaarden van [bedrijf] en dat na akkoord de desbetreffende Algemene voorwaarden gelden. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij in april/

mei de woning voor verhuur in het jaar daarna openstellen, dus bijvoorbeeld in april/mei 2018 voor het jaar 2019.

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat in de jaren 2018 en 2019 de Algemene voorwaarden 2016 nog van toepassing waren, omdat de Algemene voorwaarden 2018 eerst op 12 september 2018 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd.

In tegenstelling tot de heffingsambtenaar is de rechtbank van oordeel dat het ingaan van de Algemene voorwaarden 2018 niet gekoppeld is aan het deponeren daarvan bij de Kamer van Koophandel. Het deponeren is in dit geval namelijk niet verplicht. Wel is de rechtbank met de heffingsambtenaar van oordeel dat vanaf de datum van deponeren (12 september 2018) in ieder geval duidelijk is dat de Algemene voorwaarden 2018 gelden.

Belanghebbenden gaan echter slechts één keer per jaar akkoord met (nieuwe) Algemene voorwaarden en wel in april/mei 2017 voor het jaar 2018 en in april/mei 2018 voor het jaar 2019. Nu belanghebbenden stellen dat de Algemene voorwaarden 2018 ook al golden bij het openstellen voor de jaren 2018 en 2019, ligt het op hun weg om dit aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling van belanghebbenden dat hiervan sprake is, zonder nadere onderbouwing waaruit blijkt dat zij akkoord zijn gegaan met déze voorwaarden, onvoldoende is om aannemelijk te maken dat in april/mei 2017 en april/mei 2018 akkoord is gegaan met de Algemene voorwaarden 2018.

Nu belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij het openstellen van hun woning voor de jaren 2018 en 2019 akkoord zijn gegaan met de Algemene voorwaarden 2018, moet ervan worden uitgegaan dat de Algemene voorwaarden 2018 pas zijn ingegaan op de dag van deponering bij de Kamer van Koophandel (12 september 2018) en dus na openstelling van de woning voor het jaar 2019.

Forensenbelasting 2018 en 2019

10. De tekst van de verhuurovereenkomst geeft aan dat de woning volledig beschikbaar is voor verhuur. Nu belanghebbenden in 2018 en 2019 op respectievelijk 62 en 61 dagen gebruik hebben gemaakt van de woning, geeft de verhuurovereenkomst niet weer wat de overeenkomst tussen partijen werkelijk inhoudt. Niet gesteld is dat de Algemene voorwaarden (die golden vóór de Algemene voorwaarden 2018) een bepaling bevat die duidelijkheid verschaft over de werkelijke overeenkomst tussen partijen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat tussen partijen is overeengekomen dat het eigen gebruik van de woning in 2018 en 2019 voor meer dan 90 dagen was uitgesloten. Dit betekent dat alle dagen waarin de woning niet verhuurd was, de woning beschikbaar was voor belanghebbenden en hun gezin. In dit geval heeft de heffingsambtenaar onweersproken gesteld dat de woning in 2018 gedurende 135 dagen niet verhuurd was en in 2019 gedurende 137 dagen. Daaruit volgt dat de woning in 2018 voor (62 + 135 =) 197 dagen beschikbaar is gehouden voor belanghebbenden en hun gezin en in 2019 (61 + 135 =) 196 dagen. Dat is meer dan 90 dagen per jaar. Het maakt daarbij niet uit dat zij de woning voor minder dan 90 dagen zelf hebben gebruikt. Het beroep van belanghebbenden op de b-grond faalt.

Dit betekent dat de hoofdregel in artikel 2, eerste lid, van de Verordening 2018 en 2019 bepalend is, namelijk het op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Op deze grond mag de heffingsambtenaar aanslagen forensenbelasting opleggen.

Samenloop met toeristenbelasting

11. De rechtbank volgt belanghebbenden niet in hun stelling dat ten onrechte toeristenbelasting én forensenbelasting wordt geheven over dezelfde woning. Zowel de toeristenbelasting als de forensenbelasting wordt geheven van personen die niet hun hoofdverblijf hebben binnen de gemeente, maar er wel verblijven of kunnen verblijven gedurende een bepaalde tijd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat een heffingsambtenaar van een gemeente ten aanzien van precies dezelfde verblijfslocatie zowel forensenbelasting als toeristenbelasting heft. De enige voorwaarde is dat in elk van beide gevallen wordt voldaan aan de omschrijving van het belastbare feit volgens de wet en de toepasselijke Verordening. Dit kan onder omstandigheden slechts anders zijn, als het belastbare feit voor beide belastingen exact hetzelfde feitencomplex zou zijn, terwijl er bovendien effectief van precies dezelfde persoon zou worden geheven. Dan zou er immers dubbele heffing ontstaan. Dat is hier niet het geval, temeer niet nu de Verordening een anticumulatiebepaling bevat voor wat betreft het verblijf van de belastingplichtige en zijn gezin zelf.4 Die anticumulatiebepaling mist in het geval van belanghebbenden overigens toepassing, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat aan hen over 2018 en 2019 tevens een aanslag toeristenbelasting is opgelegd die ziet op dat verblijf.

Gelijkheidsbeginsel

12. Belanghebbenden doen een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijzen daartoe naar de uitspraak op bezwaar waarin de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2015 is vernietigd. De heffingsambtenaar stelt dat voor dat jaar mogelijk op basis van onjuiste of onvolledige informatie de aanslag is vernietigd. De rechtbank volgt het standpunt van de heffingsambtenaar, omdat uit de uitspraak op bezwaar over 2015 blijkt dat de aanslag uitsluitend is vernietigd op basis van de omstandigheid dat sprake is van een verhuurovereenkomst met daarin een clausule van geen eigen gebruik, ondanks dat belanghebbenden melding hebben gemaakt van eigen gebruik. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de heffingsambtenaar niet gehouden is een eerder gemaakte ‘fout’ te herhalen.5Nu in dit geval wel is beslist op basis van de verhuurovereenkomst én het eigen gebruik, is geen sprake van gelijke gevallen. Ook deze grond van belanghebbenden faalt.

Conclusie

13. De rechtbank concludeert dat de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2018 en 2019 terecht zijn opgelegd. De rechtbank zal de beroepen daarom ongegrond verklaren.

14. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 7 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel