Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6359, 21/1186
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6359, 21/1186
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 december 2021
- Datum publicatie
- 28 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:6359
- Zaaknummer
- 21/1186
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1186
beslissing van 17 december 2021
Beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] gevestigd te [vestigingsplaats]
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Het verzoek
De inspecteur heeft met dagtekening 2 juli 2021 een verweerschrift ingediend waarvan de bijlagen 51 tot en met 55 zijn geschoond. De ongeschoonde versies (hierna: de geheimgehouden stukken) van deze bijlagen zijn door de inspecteur bij brief van 9 juli 2021 verstrekt aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank. In deze brief heeft de inspecteur verzocht om de ongeschoonde versies van de bijlagen geheim te houden op grond van artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift, met de geschoonde bijlagen, en van de brief van 9 juli 2021 aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
2 Overwegingen
De bijlagen 51 tot en met 55 zijn verzoeken om uitwisseling van informatie tussen Nederland en Duitsland en Nederland en Oostenrijk. De inspecteur verzoekt om geheimhouding van de persoonlijke gegevens van de daarin genoemde (buitenlandse) behandelend ambtenaren. Blijkens de geheimgehouden stukken betreft het de naam (bijlage 51 en 52) en emailadres en telefoonnummer van de behandeld ambtenaar bij de verzoekende autoriteit (bijlage 53 en 54).
De inspecteur verzoekt om de geheimhouding van de persoonlijke gegevens omwille van de privacy van de personen. Deze gegevens zijn niet van belang voor de inhoudelijke behandeling van de zaak en belanghebbende wordt door het weglaten daarvan niet in haar belangen geschaad, aldus de inspecteur.
Bij brief van 21 oktober 2021 geeft belanghebbende aan niet akkoord te gaan met het verzoek tot geheimhouding omdat alle op de zaak betrekking hebbende stukken daadwerkelijk moeten worden meegewogen. Belanghebbende geeft aan geen bezwaar te hebben tegen een zitting indien de rechtbank daar noodzaak toe ziet.
Geen zitting
Nu partijen niet hebben verzocht om een mondelinge behandeling van het verzoek om geheimhouding en de rechtbank ook geen aanleiding ziet voor een mondelinge behandeling is een zitting achterwege gebleven.
Juridisch kader geheimhouding
De omstandigheid dat een document een stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb is, brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt immers aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
Uit de brieven van de inspecteur leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant a.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek om geheimhouding
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang bij bescherming van de persoonsgegevens en andere gegevens die tot die behandelend ambtenaren zijn te herleiden in dit geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van die gegevens. Dat de in 2.1 vermelde gegevens zijn weggelakt is dan ook gerechtvaardigd.
De geheimhoudingskamer komt tot de slotsom dat het beroep van de inspecteur op geheimhouding slaagt.
3. Beslissing
De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is gedaan door mr.drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.