Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6522, AWB - 21 _ 2005
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6522, AWB - 21 _ 2005
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 december 2021
- Datum publicatie
- 28 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:6522
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2005
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2005
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant),
de heffingsambtenaar.
Procesverloop
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 6 mei 2021 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 12 november 2021. Namens de heffingsambtenaar heeft [heffingsambtenaar] via beeldbellen aan de zitting deelgenomen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 juli 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de uitnodiging op 29 juli 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig en op het juiste adres is aangeboden.
Overwegingen
1. Belanghebbende stond op 8 april 2021 omstreeks 11:29 uur met een auto met kenteken
[kenteken] op een parkeerplaats aan Chasséveld in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 66,80 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten).
3. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.
4. Belanghebbende voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij ten tijde van het parkeren de parkeer-app op zijn mobiele telefoon had ingeschakeld. Toen hij bij de auto terugkwam zag hij dat hij deze niet kon uitzetten omdat hij deze abusievelijk niet had aangezet. Er was sprake van een gebruikersfout. Hij heeft de verschuldigde parkeerbelasting alsnog voldaan door de app na het parkeren op weg naar huis alsnog aan te zetten gedurende de tijd die hij op het Chasséveld had geparkeerd. Hij heeft daarbij betaald voor de duur van 40 minuten, van 12:17 tot 12:57 uur.
5. Op grond van artikel 5 van de Verordening parkeerbelasting Breda 2021 (hierna: Verordening) wordt parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als ‘voldoening op aangifte’ wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening is parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment van de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Dat belanghebbende niet (juist) was aangemeld in de parkeer-app, en daarmee niet de parkeerbelasting heeft voldaan, dient voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Hoewel de rechtbank begrijpt dat sprake is van een vergissing, is dat voor de heffing van parkeerbelasting niet van belang. De parkeerbelasting is immers een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet of schuld geen rol spelen. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niet meer dan het alsnog voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting en het in rekening brengen van de gemaakte kosten.
7. De omstandigheid dat belanghebbende na het parkeren alsnog parkeerbelasting heeft betaald door de parkeerapp in te schakelen, doet hier niet aan af nu de verschuldigde parkeerbelasting immers moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren.
8. Gelet op het hiervoor overwogene is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: