Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6530, AWB - 20 _ 7950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6530, AWB - 20 _ 7950

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 december 2021
Datum publicatie
28 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6530
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7950

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/7950

uitspraak van 21 december 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 6 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) ter zake van het motorrijtuig Volvo XC60 met VIN nummer [nummer] , alsmede de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 17.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021 te Breda.

Beide partijen hebben aan de zitting deelgenomen via beeldbellen. Namens belanghebbende heeft aan de zitting deelgenomen zijn gemachtigde mr. S.M. Bothof van 123BPM.nl te Goor, tot zijn bijstand vergezeld van U. Hosgoren en namens de inspecteur [inspecteur] , [inspecteur] en [inspecteur] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft op 6 november 2018 op aangifte een bedrag van € 3.879 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Volvo XC60 2.0 D5 AWD Inscription met VIN nummer [nummer] .

2.2.

Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van JB Taxaties BV van 11 oktober 2018. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 25.500. De handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek naar referentievoertuigen. In het taxatierapport staat daarover vermeld:

“Wij hebben marktonderzoek verricht naar bovengenoemd voertuig. De genoemde prijzen die vermeld zijn in de bijlage betreffen voornamelijk bruto vraagprijzen particulier van voertuigen met een origineel Nederlands kentekenbewijs. Echter dienen wij de handelsinkoopwaarde te hanteren. De gemiddelde vraagprijs van dit voertuig (inclusief Bovag garantie en aflevering) betreft € 34.000. Wij hebben in verband met de te hanteren handelsinkoopwaarde ongeveer 25% van de vraagprijs afgetrokken.”

2.3.

Voorts heeft de taxateur van belanghebbende een schade gecalculeerd van € 6.279. In verband met de schade is een bedrag van € 5.000 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Belanghebbende gaat in zijn aangifte uit van een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 20.500.

2.4.

De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door [naam] werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 5 november 2018. De inspecteur heeft de handelsinkoopwaarde aan de hand van een koerslijst van AutotelexPro vastgesteld op € 47.018. Er is geen schade in aanmerking genomen. Onder 4c Bevindingen/opmerkingen staat vermeld:

“Alle opgegeven schade is niet aangetroffen of kan als gebruikersschade aangemerkt worden.”

2.5.

De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 7.703. Verminderd met de extra leeftijdskorting van € 172 leidt dit tot een bedrag aan verschuldigde Bpm van € 7.531. Met dagtekening 6 maart 2020 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 3.652. De gelijktijdig met de naheffingsaanslag in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 17.

2.6.

Het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.

2.7.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is daarbij tussen partijen in geschil:

-

of de hertaxateur voldoende onafhankelijk is;

-

of de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek;

-

of de hertaxateur voldoende rekening heeft gehouden met een waardevermindering wegens schade;

-

of rekening moet worden gehouden met een tijdsevenredige vermindering van de Bpm wegens export.

Onafhankelijkheid hertaxateur

2.8.

De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende heeft betoogd dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, reeds omdat de hertaxateur niet deskundig, objectief en onafhankelijk is, deze beroepsgrond faalt. Het staat de inspecteur immers vrij zijn standpunt te onderbouwen op een wijze die hem goeddunkt, mits geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs of anderszins bewijs dat niet toelaatbaar is, wat hier niet het geval is. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan te nemen dat de hertaxateur niet deskundig, onafhankelijk of objectief zou zijn. De rechtbank zal oordelen over het door beide partijen bijgebrachte bewijsmateriaal, op basis van zijn keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal.1

Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat

2.9.

De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op de inspecteur rust. De inspecteur heeft aangesloten bij het taxatierapport van DRZ. De taxateur van DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat gebaseerd op de laagste koerslijst (AutotelexPro). Naar het oordeel van de rechtbank kan een koerslijst, die immers is gebaseerd op vele transacties in de markt, doorgaans een goede indicatie geven van de waarde van vergelijkbare auto’s. Hiermee heeft de inspecteur, behoudens tegenbewijs, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 47.018, dan ook aannemelijk gemaakt.

2.10.

Belanghebbende heeft verdedigd dat zijn op marktonderzoek gebaseerde berekening leidt tot een lagere handelsinkoopwaarde van de auto.

2.11.

Nog daargelaten of in dit geval op grond van artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek, is de door belanghebbende betoogde handelsinkoopwaarde niet bruikbaar. De door de taxateur ingebrachte referentievoertuigen zijn onvoldoende vergelijkbaar met de auto. De onderhavige auto betreft een Volvo XC60 D5, terwijl de referentievoertuigen een D3 of D4 zijn. Ook staat bij de onderhavige auto AWD Inscription vermeld, terwijl bij de referentievoertuigen staat vermeld Business, R-Design of Momentum. Daarnaast is de kilometerstand van alle referentievoertuigen hoger dan die van de onderhavige auto. Alleen al hierom kan de door belanghebbende berekende handelsinkoopwaarde niet tot uitgangspunt worden genomen. Belanghebbende heeft het in 2.9 vermeld tegenbewijs derhalve niet geleverd.

2.12.

Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 47.018 conform de koerslijst van AutotelexPro zoals door de inspecteur overgelegd.

Waardevermindering wegens schade

2.13.

Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat onvoldoende rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde, aannemelijk te maken. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s zijn overgelegd van de auto. Verder heeft de taxateur van DRZ “bevindingen/opmerkingen t.a.v. de opgegeven waardevermindering” in zijn taxatierapport opgenomen. Hierin geeft hij commentaar op de door belanghebbende opgevoerde schade.

2.14.

De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet Bpm) dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.

2.15.

De rechtbank heeft de schadecalculatie en de opmerkingen die de taxateur van DRZ heeft gemaakt in zijn rapport zoals vermeld onder 2.4. vergeleken met de schadecalculatie van belanghebbende. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade als onder 2.14 bedoeld. De rechtbank merkt daarbij op dat zij voor het vaststellen van de schade in hoge mate afhankelijk is van de overgelegde foto’s. Eventuele onduidelijkheden op de foto’s van belanghebbende of wat daarop in de visie van de taxateur zichtbaar zou moeten zijn, dienen voor zijn rekening te komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de hand van de foto’s van belanghebbende de door hem bepleite schade niet worden vastgesteld, dan wel is sprake van normale gebruiksschade.

2.16.

Voorts heeft belanghebbende zijn stelling dat sprake zou zijn van een beleid van de inspecteur om het innameprotocol van Connect Autolease als leidraad te hanteren voor het bepalen van normale slijtage en gebruikssporen en andere schade in het kader van de Bpm niet aannemelijk gemaakt.

Waardevermindering wegens export

2.17.

Tussen partijen is niet in geschil dat de auto na import op een later moment, op 29 mei 2019, weer is geëxporteerd. Belanghebbende heeft gesteld dat indien de voldoening van de naheffingsaanslag voor het moment van export had gelegen, hij een hogere teruggaaf bij export zou hebben ontvangen. Nu de naheffingsaanslag pas ná het moment van export is opgelegd kan met een hogere teruggaaf geen rekening meer worden gehouden, temeer omdat er slechts een bezwaartermijn van zes weken geldt voor de teruggaafbeschikking, aldus belanghebbende.

2.18.

De rechtbank overweegt dat het exporteren van de auto op een later moment los staat van de import van de auto. Dat door opvolgende gebeurtenissen in de tijd verschillen kunnen ontstaan die wellicht nadelig kunnen uitpakken voor belanghebbende doet daar niet aan af. De onderhavige procedure kan niet dienen als rechtsmiddel daartegen nu de eventuele teruggaaf bij export geen onderdeel is van deze procedure.

2.19.

Ook is geen sprake van strijdigheid met artikel 110 VWEU indien bij de registratie van de auto geen rekening wordt gehouden met de bij export te verlenen teruggaaf. Artikel 110 VWEU verplicht niet tot een tijdsevenredige heffing maar strekt er slechts toe om te voorkomen dan van producten uit andere lidstaten een hogere belasting wordt geheven dan die rust op nationale producten.2

2.20.

De nadere stukken die belanghebbende heeft overgelegd doen aan het vorenstaande niet af, nu de inspecteur betwist dat sprake is van beleid en de rechtbank voorts uit deze stukken niet kan afleiden wat de (wettelijke) grondslag is geweest voor de verrekening van de teruggaaf zoals vermeld in deze stukken.

Naheffingsaanslag

2.21.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

3 Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

De rechter is verhinderd deze

uitspraak te ondertekenen

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.