Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6599, AWB - 21 _ 752
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6599, AWB - 21 _ 752
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 december 2021
- Datum publicatie
- 6 januari 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:6599
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 752
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/752
uitspraak van 21 december 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 5 februari 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer] H.86.01).
Zitting
Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Feiten
Volgens de opgave van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft belanghebbende in 2018 inkomsten gehad in de vorm van een bijstandsuitkering van de gemeente Gennep ten bedrage van € 27.224. Belanghebbende heeft dit bedrag in zijn aangifte IB 2018 opgenomen als uitkering.
In 2018 heeft belanghebbende een nabetaling van € 11.077 (de nabetaling) ontvangen die betrekking heeft op de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2017. De nabetaling is inbegrepen in het onder 2.1 genoemde bedrag.
Bij besluit van 3 december 2018 van de gemeente Gennep (het eerste besluit) is de bijstandsuitkering van belanghebbende herzien en teruggevorderd over de periode 1 juli 2015 tot en met 30 september 2018. Op grond van het eerste besluit is vanaf november 2018 maandelijks 6% ingehouden op de bijstandsuitkering.
Bij besluit van 11 maart 2019 van de gemeente Gennep (het tweede besluit) is het eerste besluit naar aanleiding van het daartegen gemaakte bezwaar ingetrokken. Daarnaast is in het tweede besluit kenbaar gemaakt dat belanghebbendes bijstandsuitkering wordt herzien en teruggevorderd over de periode 1 februari 2018 tot en met 30 september 2018. De vordering bedraagt € 1.440. Het totaalbedrag dat op grond van het eerste besluit (onterecht) is ingehouden zal in mindering worden gebracht op de vordering.
Aan belanghebbende is een definitieve aanslag IB/PVV 2018 opgelegd conform de ingediende aangifte Belanghebbende heeft daarna een gewijzigde aangifte IB/PVV 2018 ingediend naar een verminderd belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.146.
De inspecteur heeft de gewijzigde aangifte behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Het verzoek is afgewezen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Geschil
In geschil is of de inspecteur terecht het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2018 heeft afgewezen.
Genietingstijdstip nabetaling bijstandsuitkering
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen, zoals een bijstandsuitkering, die worden ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling maken deel uit van de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen.1 Als uitgangspunt geldt dat een (bijstands)uitkering wordt geacht te zijn genoten op het moment waarop het is ontvangen.2
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat de aanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld rust op belanghebbende. Alhoewel de periode waarover de bijstandsuitkering is herzien en teruggevorderd is gelegen in andere jaren, staat vast dat de nabetaling heeft plaatsgevonden in 2018, zodat het genietingsmoment in beginsel is gelegen in dat jaar. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de nabetaling in een ander jaar is genoten. De inspecteur heeft de nabetaling terecht voor het jaar 2018 in de belastingheffing betrokken.
Redelijkheid en billijkheid
Het betoog van belanghebbende dat het volledig in 2018 in de belastingheffing betrekken van de nabetaling onredelijk en onbillijk uitwerkt, kan belanghebbende in deze procedure niet baten. De belastingheffing vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de wet. De rechter is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen.3
Inhoudingen bijstandsuitkering
Belanghebbende heeft daarnaast aangevoerd dat de inspecteur bij het vaststellen van de hoogte van de aanslag IB/PVV 2018 geen rekening heeft gehouden met de inhoudingen op de bijstandsuitkering die hebben plaatsgevonden op grond van het eerste besluit.
De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur heeft belanghebbendes standpunt gemotiveerd betwist door te stellen dat hij bij het vaststellen van de hoogte van de aanslag de door de gemeente Gennep verstrekte jaaropgave voor het jaar 2018 heeft gevolgd, waarin reeds rekening is gehouden met de inhoudingen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de jaaropgave. Daarnaast heeft belanghebbende niet aan de hand van enig bewijsmiddel onderbouwd dat het inkomen zoals zij dat heeft aangegeven in de gewijzigde aangifte en niet het inkomen zoals opgenomen in de jaaropgave van de gemeente Gennep, juist is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet aannemelijk geworden dat de aanslag te hoog is vastgesteld.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.