Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6602, AWB - 20 _ 9320

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6602, AWB - 20 _ 9320

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 december 2021
Datum publicatie
5 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6602
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9320

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9320

uitspraak van 22 december 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 9 oktober 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking bijzonder tarief op grond van artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer]GN.20.3).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende mr. B.C.J. Berden, verbonden aan Advocatenkantoor Berden te Reuver, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is op basis van de kentekenregistratie vanaf 11 september 2019 houder van een Fiat (het motorrijtuig), die bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) staat ingeschreven als een personenauto ingericht als een kampeerwagen.

2.2.

Op 10 juni 2020 heeft belanghebbende een verzoek ingediend voor de toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerwagens op grond van artikel 23a van de Wet MRB (het bijzonder tarief).

2.3.

De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 21 juli 2020 het verzoek van belanghebbende toegewezen. Het bijzondere tarief wordt toegepast met ingang van 11 maart 2020.

2.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Geschil

2.5.

In geschil is of het bijzonder tarief dient te worden toegepast met terugwerkende kracht tot de datum van de tenaamstelling van het motorrijtuig.

Vertrouwensbeginsel

2.6.

Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Daartoe voert belanghebbende primair aan dat sprake is van onjuist verstrekte inlichtingen door een medewerker van de Belastingtelefoon (de medewerker). Aan belanghebbende was bevestigd dat ten aanzien van de belastingheffing voor het motorrijtuig niets zou veranderen ten opzichte van haar oude kampeerwagen waarvoor het bijzonder tarief gold. Belanghebbende behoefde de onjuistheid van die inlichtingen niet te beseffen omdat zij naar eigen zeggen voor haar oude kampeerwagen ook geen verzoek om toepassing van het bijzonder tarief had gedaan. Daarnaast heeft belanghebbende schade geleden doordat zij een hoger belastingtarief heeft betaald als gevolg van een later ingediend verzoek om toepassing van het bijzonder tarief.

Subsidiair betoogt belanghebbende dat sprake is van een concrete en ondubbelzinnige toezegging door de medewerker nu aan deze duidelijk feiten en omstandigheden zijn voorgelegd en daarnaast is verwezen naar de oude kampeerwagen.

2.7.

Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van in rechte te beschermen vertrouwen dient te worden onderzocht en vastgesteld of de door een belanghebbende aangevoerde omstandigheden bij haar de indruk hebben kunnen wekken dat sprake was van een bewuste standpuntbepaling dan wel een toezegging van de inspecteur. Voor een in rechte te beschermen toezegging is vervolgens vereist dat de medewerker kennis heeft kunnen nemen van alle daartoe vereiste bijzonderheden van het betreffende geval, dat de aan die medewerker verschafte, voor diens toezegging relevante gegevens juist zijn, en dat de gedane toezegging niet zo duidelijk in strijd is met een juiste wetstoepassing dat de belastingplichtige op nakoming van die toezegging in redelijkheid niet mocht rekenen.1 Daarbij heeft als regel te gelden dat de inspecteur door onjuistheden of onvolledigheden in de voorlichting niet wordt gebonden en dat voor afwijking van deze regel slechts plaats is, indien een belastingplichtige de onjuistheid of onvolledigheid niet had hoeven te beseffen en hij, afgaande op - achteraf bezien onjuiste - informatie, een handeling heeft verricht of nagelaten ten gevolge waarvan een hoger bedrag van hem wordt geheven dan hij op basis van die informatie meende als gevolg van die handeling of dat nalaten te moeten betalen.2

2.8.

Met inachtneming van het onder 2.7 geformuleerde toetsingskader overweegt de rechtbank als volgt. De inspecteur heeft betwist dat de medewerker de door belanghebbende gestelde uitlatingen heeft gedaan. Het is dan aan belanghebbende om haar standpunt aannemelijk te maken. Belanghebbende heeft van het gevoerde telefoongesprek met de medewerker geen schriftelijke verslagen of andere stukken overgelegd of nadere details verstrekt. Dit heeft tot gevolg dat niet bekend is welke vragen exact aan de medewerker zijn voorgelegd, noch wat daarop de antwoorden zijn geweest. Daarmee heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk onjuiste inlichtingen zijn verstrekt. De rechtbank komt dan niet toe aan een verdere beoordeling of sprake is van in rechte te beschermen vertrouwen.

Het subsidiaire standpunt van belanghebbende slaagt naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet. Mede gelet op de betwisting door de inspecteur, is niet aannemelijk geworden dat concrete toezeggingen zijn gedaan door de medewerker. Anders dan belanghebbende stelt, mocht zij aan de uitlating van de medewerker dat voor de belastingheffing de situatie ongewijzigd blijft niet het vertrouwen ontlenen dat daarmee op dat moment al het bijzonder tarief op het motorrijtuig van toepassing was. De rechtbank merkt daarbij op dat op het moment dat zij telefonisch contact had met de medewerker het motorrijtuig nog niet op haar naam stond zodat het onmogelijk was om al dan niet een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief te doen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.

Redelijkheid en billijkheid

2.9.

Wat betreft het beroep van belanghebbende op de redelijkheid en billijkheid in verband met haar persoonlijke omstandigheden merkt de rechtbank op dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen.3 Redelijkheid en billijkheid kunnen er niet toe leiden dat wordt afgeweken van de wettelijke bepalingen omtrent de toepassing van het bijzonder tarief.

Menselijke maat

2.10.

Belanghebbende doet ook een beroep op de ‘menselijke maat’, die volgens haar in het onderhavige geval ontbreekt. Het gevoel dat de ‘menselijke maat’ ontbreekt is op zichzelf onvoldoende om af te wijken van een juiste toepassing van wet- en regelgeving. Het heffen van belastingen is als uitgangspunt gebaseerd op wettelijke bepalingen en de feiten en omstandigheden van het geval. Slechts indien het handelen van de inspecteur strijdig is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan dat aanleiding zijn om in voorkomende gevallen de toepassing van de wet (in meerdere of mindere mate) aan de kant te zetten in (doorgaans) een individueel geval. Belanghebbende heeft echter anders dan haar beroep op het vertrouwensbeginsel gesteld noch aannemelijk gemaakt dat sprake is van strijd met andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van belanghebbende op de ‘menselijke maat’ maakt het oordeel van de rechtbank dan niet anders. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat nu belanghebbende gebruik wilde maken van het bijzonder tarief, het op haar weg lag om te controleren of het bijzondere tarief ook daadwerkelijk van toepassing was door na te gaan welk bedrag door de Belastingdienst van haar rekening werd afgeschreven. Dat zij dit niet tijdig heeft gedaan, dient voor haar risico te komen.

Daarbij merkt de rechtbank – voor zover belanghebbende een beroep heeft willen doen op de hardheidsclausule4 – het volgende op. De bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule is voorbehouden aan de minister van Financiën. De rechtbank is niet bevoegd hier een oordeel over te geven.

Motiveringsgebrek

2.11.

Belanghebbende stelt tot slot dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd, nu de inspecteur in verband met het beroep op het vertrouwensbeginsel tot een verkeerde beslissing is gekomen.

2.12.

Een beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering die uiterlijk bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.5 De rechtbank volgt belanghebbende niet in haar stelling dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd op de grond dat de inspecteur belanghebbendes standpunt niet heeft gevolgd. Die omstandigheid maakt niet dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank merkt daarnaast op dat de uitspraak op bezwaar is voorzien van een uitgebreide motivering. Naar het oordeel van de rechtbank is dan geen sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie

2.13.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 22 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.