Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:124, AWB - 18 _ 1819
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:124, AWB - 18 _ 1819
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 januari 2022
- Datum publicatie
- 18 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:124
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 1819
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting en omzetbelasting
Onzakelijkheid licentievergoeding wordt met normale bewijslast niet bewezen maar correctie blijft in stand in jaren waarin sprake is van omkering van de bewijslast.
Belanghebbende exploiteert een softwareprogramma waarvan de rechten in de onderhavige jaren in handen waren van een SPF te Curaçao. Belanghebbende betaalde hiervoor licentievergoedingen aan de SPF. De inspecteur heeft de aftrek van deze licentievergoedingen volledig gecorrigeerd omdat de licentieovereenkomst niet zakelijk zou zijn. In beroep voert de inspecteur aan dat een licentievergoeding van 10% van de met het softwareprogramma behaalde omzet zakelijk is. Verder heeft de inspecteur 19 correcties doorgevoerd omdat geen sprake zou zijn van zakelijke uitgaven. Ter zake van die 19 correcties is tevens een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, met een vergrijpboete van 50%, voor de in aftrek gebrachte voorbelasting.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de licentievergoedingen dat de inspecteur, volgens de normale regels van stelplicht en bewijslast, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de directeur en middellijk aandeelhouder van belanghebbende (direct of indirect) feitelijk gerechtigde was tot (een deel van) de licentievergoedingen aan de SPF. Daaraan doet niet af dat het Gerechtshof de correctie ten aanzien van een eerder jaar in stand heeft gelaten omdat in dat geval een ander bewijskader (omkering en verzwaring van de bewijslast) van toepassing was.
Van 18 van de overige correcties heeft de inspecteur, volgens de normale regels van stelplicht en bewijslast, wel aannemelijk gemaakt dat sprake was van onzakelijke uitgaven. Ten aanzien van de jaren waarvoor deze correcties zijn aangebracht dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat “de 19e correctie” en de correctie van de licentievergoedingen in die jaren te hoog is.
De naheffingsaanslag omzetbelasting blijft ter zake van 18 van de 19 correcties in stand.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/1819 tot en met 18/1824, 18/2300, 21/5107 en 21/5108
uitspraak van 13 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur,
en
de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende belastingaanslagen voor de vennootschapsbelasting (Vpb) en omzetbelasting (OB) opgelegd en de volgende boete- en rentebeschikkingen afgegeven:
- -
-
over het jaar 2008 een navorderingsaanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.87.0112) naar een belastbaar bedrag van € 766.154 en heffingsrente van € 31.062;
- -
-
over het jaar 2009 een navorderingsaanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.98.0112) naar een belastbaar bedrag van € 543.725 en heffingsrente van € 15.882;
- -
-
voor het jaar 2010 een aanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.06.0112) naar een belastbaar bedrag van € 532.778 en heffingsrente van € 11.564;
- -
-
voor het jaar 2011 een aanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.16.0112) naar een belastbaar bedrag van € 666.520 en heffingsrente van € 9.833;
- -
-
voor het jaar 2012 een aanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.26.0112) naar een belastbaar bedrag van € 636.091 en belastingrente van € 11.154;
- -
-
voor het jaar 2013 een aanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.36.0112) naar een belastbaar bedrag van € 492.531 en belastingrente van € 12.833;
- -
-
over het jaar 2014 een navorderingsaanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.47.0112) naar een belastbaar bedrag van € 364.641 en belastingrente van € 13.699;
- -
-
voor het jaar 2015 een aanslag Vpb (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.56.0112) naar een belastbaar bedrag van € 291.717 en belastingrente van € 8.448;
- -
-
voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag OB (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0501) van € 14.231, een vergrijpboete van € 6.195 en heffingsrente van € 1.539.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 februari 2018 de in 1.1 bedoelde aanslagen en beschikkingen, met uitzondering van die voor de jaren 2014 en 2015, gehandhaafd. Voor de jaren 2014 en 2015 zijn geen uitspraken op bezwaar gedaan (zie 1.6 hierna).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken bij brief van 22 maart 2018, diezelfde dag per fax door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende éénmaal een griffierecht geheven van € 338.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [naam DGA belanghebbende] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, mr. N. Kolste, verbonden aan Jaeger Advocaten-Belastingkundigen te Amsterdam, en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Daarbij zijn de onderhavige zaken, met instemming van partijen, gelijktijdig behandeld met de zaken van [naam DGA belanghebbende] en [naam echtgenote DGA belanghebbende] (mevrouw). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.
De rechtbank heeft ter zitting aan partijen voorgehouden of zij voor de jaren 2014 en 2015 rechtstreeks beroep (het overslaan van de bezwaarfase op grond van artikel 7:1a van de Awb) wensen. Partijen hebben laten weten daarmee in te stemmen. Aan deze zaken zijn de zaaknummers 21/5107 en 21/5108 toegekend. Ter zitting is besproken dat de inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken voor die jaren zal toesturen na de zitting, en dat belanghebbende kan melden als die stukken niet compleet zijn, met dien verstande dat het niet de bedoeling is dat een nieuwe feitelijke discussie wordt gestart. De inspecteur heeft de bedoelde stukken bij brief van 27 oktober 2021 ingebracht.
Belanghebbende heeft na de zitting nog nieuwe stukken verzameld en bij brief van 11 november 2021 ingebracht.
Bij brieven van 1 december 2021 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd en het onderzoek in de zaken van het jaar 2014 en 2015 gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft als doel [doelomschrijving] . Belanghebbende exploiteert het softwareprogramma [softwareprogramma] . [softwareprogramma] is een “ [omschrijving softwareprogramma] Het biedt ondersteuning op het gebied van [omschrijving] Door middel van pakketten/modules kan het programma worden aangepast aan de specifieke wensen van klanten.
De aandelen in belanghebbende zijn op 12 december 2001 door [BV 1] gekocht van [BV 2] voor een bedrag van ƒ 10.000. Alle aandelen in [BV 1] worden gehouden door [naam DGA belanghebbende] . [naam DGA belanghebbende] is in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw. Sinds 13 december 2001 is [naam DGA belanghebbende] enig directeur van belanghebbende. Daarvoor werd deze functie bekleed door wijlen [oom] ( [oom] ), een oom van [naam DGA belanghebbende] . [oom] was aandeelhouder van [BV 2]
In een brief van [naam DGA belanghebbende] aan [oom] , van 31 december 2001, staat:
“N.a.v. ons gesprek bevestigen wij hierbij dat de rechten van het softwareprogramma “ [softwareprogramma] ” in handen van jou blijft.
Bij verkoop van de rechten van het softwareprogramma “ [softwareprogramma] ” heeft [naam DGA belanghebbende] het eerste recht van koop.
Wegens een opstartfase van 5 jaar bedraagt de licentievergoeding eerst 30% van de totale omzet van de vast contracten en daarna 50%.
Met terugwerkende kracht mag de licentievergoeding van de eerste vijf jaar gecorrigeerd worden naar 50%.
Tevens is er besloten soepel om te gaan met de betaling van de licentievergoeding vanwege de opstartfase.
Er hoeft geen rente te worden betaald over de nog te betalen licentievergoeding.”
Bij brief met dagtekening 5 januari 2007 heeft [oom] [naam DGA belanghebbende] op de hoogte gesteld van zijn voornemen om de intellectuele eigendom van [softwareprogramma] , om niet, over te dragen aan een op te richten Stichting Particulier Fonds (SPF) die de naam [naam SPF] zal krijgen ( [afkorting naam SPF] ). In deze brief heeft [oom] , voor zover relevant, opgemerkt:
“(…) De SPF is nu nog in oprichting, maar zal beheerd gaan worden door [naam beheerder SPF] te Curaçao. (…) [naam beheerder SPF] heeft een kopie van onze licentie overeenkomst gekregen, zij zullen ook uitvoering geven aan de afspraken in deze licentie overeenkomst en de licentie vergoedingen gaan innen. (…) Nadat alles definitief is, kan, mag en zal ik mij niet meer met deze licentie bemoeien en ook niet met afspraken in de licentie overeenkomst, ook niet met SPF [naam SPF] .”
De SPF is uiteindelijk op 15 oktober 2007 opgericht.
Belanghebbende heeft op 18 mei 2007 een bedrag van € 230.000 overgeboekt naar een bankrekening die op naam staat van [oom] en/of [naam echtgenote oom] , de echtgenote van [oom] (de bankrekening [oom] ). Bij deze overboeking is de volgende beschrijving vermeld:
“ovb naar dhr. [oom] cnfafspraak”.
[oom] heeft op 23 mei 2007 een bedrag van $ 303.000 verworven tegen een valutakoers van 1,3439. Dientengevolge is een bedrag van € 225.463,20 van de bankrekening van [oom] afgeschreven. Bovendien is ter zake van deze transactie een transferprovisie van € 37,50 en een spoedtoeslag van € 25 afgeschreven van deze rekening. Op 23 mei 2007 heeft [oom] een bedrag van € 4.474,30 overgemaakt naar de rekening van belanghebbende. Bij deze overboeking is de volgende omschrijving vermeld:
“overschot van AWF IV”.
Op 23 oktober 2007 is vanaf een bankrekening die mede op naam van [oom] staat een bedrag van $ 378.750 gestort op een bankrekening die op naam van [BV 3] staat. Bij deze overboeking is volgens de omschrijving vermeld:
“4 x [naam DGA belanghebbende] + 1 x [naam dochter oom] ”.
Op naam van [naam SPF] heeft in 2007 een inschrijving plaatsgevonden op participaties in het Amerikaans [naam woningfonds] . Op het desbetreffende inschrijfformulier is het mobiele nummer van [naam DGA belanghebbende] vermeld. Voorts is, voor zover voor deze procedure relevant, het volgende vermeld op het inschrijfformulier:
“Rechtspersoon: [naam SPF]
Vestigingsplaats: Curacao
Statutair: Curacao
Feitelijk: [adres SPF] CURACAO
Inschrijvingsnummer Handelsregister: [inschrijvingsnummer]
Naam van degene(n) die bevoegd is (zijn) de vennootschap te vertegenwoordigen***:
[naam beheerder SPF] .
(…)
Verklaart hierbij op eigen naam en voor eigen rekening en risico in te schrijven****op de voorwaarden van het prospectus van Amerikaans [naam woningfonds] . voor:
…………4………… (aantal) × USD 75.000 = USD …300.000…………
In de plaatsing van de participaties in de Limited Partnership:
Amerikaans [naam woningfonds] .
Ondergetekende verbindt zich bij deze, na schriftelijk bericht van toewijzing van de inschrijving door [BV 3] uiterlijk woensdag 23 mei 2007 een bedrag van:
………4…. × USD 75.000 = USD 300.000………………. te verhogen met 2% plaatsingskosten, te hebben gestort op USD-rekeningnummer [rekeningnummer] , SWIFT/BIC code [code] bij ABN AMRO Bank te Amsterdam onder vermelding van Amerikaans [naam woningfonds] . en de naam van de rechtspersoon. ”
[naam DGA belanghebbende] heeft [softwareprogramma] niet zelf ontwikkeld en [softwareprogramma] was reeds in gebruik bij belanghebbende op het moment van indiensttreding door [naam DGA belanghebbende] bij belanghebbende. [oom] heeft [softwareprogramma] niet doorverkocht of op andere wijze de rechten op dit programma, althans op de daaruit voortvloeiende inkomsten, geheel of gedeeltelijk verloren. [oom] was de rechthebbende van dit programma, althans van de daaruit voortvloeiende inkomsten. [oom] heeft [softwareprogramma] om niet overgedragen aan [naam SPF] . De afspraak op grond waarvan belanghebbende licentievergoedingen verschuldigd is aan [oom] , respectievelijk de SPF, is een reële verplichting van belanghebbende.
[naam SPF] heeft voor het gebruik van [softwareprogramma] licentievergoedingen aan belanghebbende gefactureerd. Vanaf het moment dat de licentievergoeding verschuldigd was tot het moment van voldoening van de factuur, heeft belanghebbende haar betalingsverplichting op de balans opgenomen onder de post “schulden aan leveranciers en handelscredieten” of de post “overlopende passiva”. Voor de verschuldigde licentievergoedingen in de jaren 2000 tot en met 2006 is pas voor het eerst in 2007 een factuur gestuurd.
Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangiften Vpb gedaan van de volgende belastbare bedragen:
Jaar |
Belastbaar bedrag |
2008 |
12.030 |
2009 |
19.743 |
2010 |
5.722 |
2011 |
78.877 |
2012 |
131.076 |
2013 |
52.974 |
2014 |
160.512 |
2015 |
103.280 |
Belanghebbende heeft in deze aangiften Vpb de volgende licentievergoedingen aan [naam SPF] in aanmerking genomen:
Jaar |
Omzet abonnementen |
Percentage |
Licentievergoeding |
2008 |
1.466.000 |
50 |
733.000 |
2009 |
1.020.000 |
50 |
510.000 |
2010 |
983.000 |
50 |
491.500 |
2011 |
1.154.629 |
50 |
577.315 |
2012 |
PM |
50 |
505.015 |
2013 |
879.115 |
50 |
439.557 |
2014 |
408.258 |
50 |
204.129 |
2015 |
376.874 |
50 |
188.437 |
Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb 2007 tot en met 2011 en OB 2008 tot en met 2010. Het rapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgesteld, is gedagtekend 6 maart 2014.
Bij het opleggen van een navorderingsaanslag Vpb over het jaar 2007 heeft de inspecteur de licentievergoeding volledig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de inspecteur, met toepassing van de foutenleer, de op eerdere jaren betrekking hebbende licentievergoeding eveneens in 2007 gecorrigeerd. In hoger beroep heeft het gerechtshof te ’sHertogenbosch1 beslist dat de licentievergoeding tot een bedrag van 10 percent van de behaalde omzet als zakelijk kan worden aangemerkt en dat de inspecteur, met betrekking tot de correctie over de jaren vóór 2007, terecht de foutenleer had toegepast (hierna: de Hofuitspraak). Op het ingediende cassatieberoepschrift heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de foutenleer in casu niet van toepassing is. De overige middelen van cassatie zijn door de Hoge Raad met toepassing van artikel 81 van de Wet RO afgewezen.2
Ook bij het opleggen van de (navorderings)aanslagen Vpb over de onderhavige jaren heeft de inspecteur de licentievergoedingen volledig gecorrigeerd (correctie 19). Daarnaast heeft hij de volgende correcties aangebracht omdat geen sprake zou zijn van zakelijke uitgaven:
Correctie 1 [naam dienstverlener 1] :
Bedrag factuur 2008: |
3.500 |
Meer OB 2008: |
559 |
Minder afschrijving in 2009 t/m 2011: |
588 |
Correctie 2 [naam leverancier 1] :
Bedrag factuur 2008: |
8.032 |
Meer OB 2008: |
1.282 |
Minder afschrijving in 2008: |
619 |
Minder afschrijving in 2009 t/m 2011: |
675 |
Correctie 3 [naam leverancier 2] :
Bedrag factuur 2009: |
6.250 |
Meer OB 2009: |
998 |
Minder afschrijving in 2009: |
788 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
1.050 |
Correctie 4 [naam leverancier 3] :
Bedrag factuur 2009: |
13.566 |
Meer OB 2009: |
2.166 |
Minder afschrijving in 2009: |
760 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
2.280 |
Correctie 5 [naam dienstverlener 2] :
Bedrag factuur 2009: |
3.000 |
Meer OB 2009: |
479 |
Minder afschrijving in 2009: |
336 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
504 |
Correctie 6 [naam leverancier 4] :
Bedrag factuur 2009: |
15.470 |
Meer OB 2009: |
2.470 |
Minder afschrijving in 2009: |
2.383 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
2.600 |
Correctie 7 [naam leverancier 5] :
Bedrag factuur 2010: |
4.900 |
Meer OB 2010: |
782 |
Minder afschrijving in 2010: |
755 |
Minder afschrijving in 2011: |
824 |
Correctie 8 [naam leverancier 6] :
Bedrag factuur 2010: |
4.668 |
Meer OB 2010: |
745 |
Minder afschrijving in 2010: |
327 |
Minder afschrijving in 2011: |
785 |
Correctie 9 [naam leverancier 7] :
Kassabon 2010: |
2.581 |
Meer OB 2010: |
412 |
Minder afschrijving in 2010: |
181 |
Minder afschrijving in 2011: |
434 |
Correctie 10 [naam dienstverlener 3] :
Contante opname 2010: |
3.500 |
Meer OB 2010: |
559 |
Minder afschrijving in 2010: |
392 |
Minder afschrijving in 2011: |
588 |
Correctie 11 [naam dienstverlener 4] :
Bedrag factuur 2010: |
1.980 |
Meer OB 2010: |
316 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
1.664 |
Correctie 12 [naam dienstverlener 5] :
Bedrag factuur 2009: |
3.040 |
Bedrag facturen 2010: |
4.770 |
Meer OB 2009: |
485 |
Meer OB 2010: |
762 |
Minder inkoopwaarde omzet 2009: |
2.555 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.885 |
Minder algemene kosten 2010: |
1.123 |
Correctie 13 [naam dienstverlener 6] :
Bedrag factuur 2010: |
2.499 |
Meer OB 2010: |
399 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.100 |
Correctie 14 [naam dienstverlener 7] :
Bedrag factuur 2010: |
3.000 |
Meer OB 2010: |
479 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.521 |
Correctie 15 autokosten:
Bedrag facturen 2010: |
1.466 |
Meer OB 2010: |
234 |
Minder autokosten 2010: |
1.232 |
Correctie 16 [naam dienstverlener 8] :
Bedrag facturen 2010: |
7.544 |
Meer OB 2010: |
572 |
Minder onderhoud gebouwen 2010: |
6.972 |
Correctie 17 [naam dienstverlener 9] :
Bedrag factuur 2010: |
3.332 |
Meer OB 2010: |
532 |
Minder onderhoud gebouwen 2010: |
2.800 |
Correctie 18 [naam leverancier 8] :
Bedrag factuur 2010: |
1.225 |
Minder personeelskosten 2010: |
1.225 |
Correctie 20 [naam werknemer belanghebbende] :
Uitdeling winst 2008: |
18.887 |
Minder bijzondere lasten 2008: |
18.887 |
Tot slot heeft de inspecteur de door belanghebbende in de aangiften Vpb 2008 tot en met 2010 geclaimde kleinschaligheidsinvesteringaftrek (KIA) met de volgende bedragen gecorrigeerd:
Jaar |
KIA |
2008 |
1.618 |
2009 |
5.897 |
2010 |
3.682 |
De in 2.15, onder de correcties 1 tot en met 17, genoemde bedragen aan omzetbelasting (in totaal € 14.231) zijn begrepen in de naheffingsaanslag OB. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is een vergrijpboete van 50 percent opgelegd voor wat betreft de in de jaren 2009 en 2010 te weinig afgedragen OB.
De inspecteur heeft in het verweerschrift zijn standpunt herzien naar aanleiding van de uitkomsten van de voor het jaar 2007 gevoerde procedure. De inspecteur neemt niet langer het standpunt in dat de gehele licentie-overeenkomst onzakelijk is, en voert aan dat de licentievergoeding na 2007 slechts zakelijk is voor zover deze niet meer bedraagt dan 10 percent van de met het programma [softwareprogramma] behaalde omzet. Het meerdere vormt een niet-aftrekbare winstuitdeling aan de aandeelhouder. Het gaat dan dus om de volgende bedragen die alsnog in aftrek kunnen worden gebracht:
Jaar |
Omzet |
Zakelijk |
Aftrekbaar |
Gefactureerd |
Onttrekking |
2007 |
4.632.224 |
10% |
463.222 |
1.892.417 |
1.429.195 |
2008 |
1.466.000 |
10% |
146.600 |
733.000 |
586.400 |
2009 |
1.020.000 |
10% |
102.000 |
510.000 |
408.000 |
2010 |
983.000 |
10% |
98.300 |
491.500 |
393.200 |
2011 |
1.154.629 |
10% |
115.463 |
577.315 |
461.852 |
2012 |
1.010.030 |
10% |
101.003 |
505.015 |
404.012 |
2013 |
879.115 |
10% |
87.912 |
439.557 |
351.465 |
2014 |
408.258 |
10% |
40.826 |
204.129 |
163.303 |
2015 |
376.874 |
10% |
37.688 |
188.437 |
150.949 |
[oom] is op 23 mei 2017 overleden. De erven van wijlen [oom] zijn opgekomen tegen een Belgische aanslag in de personenbelasting en aanvullende gemeentebelasting voor het jaar 2013, in welke aanslag inkomsten van [naam SPF] rechtstreeks zijn toegerekend aan wijlen [oom] . In deze procedure is niet het verweer gevoerd dat de inkomsten niet aan wijlen [oom] zijn toegekomen. De rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, heeft op 24 juli 2019 geoordeeld dat de vordering van eisers gegrond is en heeft de aanslag vernietigd.
De weduwe van [oom] heeft voor de jaren vanaf 2015 in België een regularisatieaangifte, gedagtekend 29 april 2020, ingediend. Hierin zijn door [naam SPF] ontvangen licentievergoedingen, in het kader van de zogeheten Kaaimantaks, aangegeven omdat de weduwe van [oom] moet worden geacht de uiteindelijk begunstigde te zijn van [naam SPF] . Op basis van deze aangifte is de weduwe van [oom] , volgens een e-mailbericht van een medewerker van het Belgische Ministerie van Financiën, € 55.682,01 aan belasting verschuldigd.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of:
- -
-
de (navorderings)aanslagen Vpb en de rentebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd/gegeven;
- -
-
de naheffingsaanslag OB en de rentebeschikking terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd/gegeven;
- -
-
de boete OB terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen Vpb 2008 en Vpb 2014 en van de boete OB, vermindering van de (navorderings)aanslagen Vpb 2009 tot en met 2013 en 2015 en van de naheffingsaanslag OB en vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de procedure.
De inspecteur concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de naheffingsaanslag OB en de daarbij opgelegde boete en gegrondverklaring van de overige beroepen, vernietiging van de desbetreffende uitspraken op bezwaar en vermindering in zoverre van de (navorderings)aanslagen Vpb.