Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1244, BRE 20/9166
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1244, BRE 20/9166
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 maart 2022
- Datum publicatie
- 18 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:1244
- Zaaknummer
- BRE 20/9166
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9116
Uitspraak van 11 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
de heffingsambtenaar.
1 Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 31 januari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 225.000,00.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 september 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 210.000,00. Aan belanghebbende is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het indienen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting voor een bedrag van € 522,00.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 januari 2022. Namens belanghebbende was aanwezig [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf 1] . De heffingsambtenaar is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
2 Overwegingen
Ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde heeft belanghebbende in de bezwaarfase een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 29 juli 2020, waarin de onroerende zaak wordt getaxeerd op € 166.000,00. De taxatie is uitgevoerd en uitgewerkt door [taxateur] en [taxateur] , beiden werkzaam bij [bedrijf 1] .
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het door hem overgelegde taxatierapport. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het verzoek afgewezen omdat het taxatierapport niet is opgesteld door een geregistreerd taxateur.
Uitsluitend in geschil is het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar terecht het verzoek om vergoeding van de kosten van het taxatierapport heeft afgewezen. Meer specifiek is in geschil het antwoord op de vraag of het taxatierapport is opgesteld door een deskundige als bedoeld in artikel 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (deskundige).
Op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden, op verzoek, door het bestuursorgaan de kosten vergoed die een belanghebbende in de bezwaarfase redelijkerwijs heeft moeten maken. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) is vermeld welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder onder artikel 1, letter b, de kosten van een deskundige. Noch de Awb noch het Besluit bevat een definitie van het begrip ‘deskundige’.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 15 november 20181 onder meer het volgende overwogen:
“4.6.8.4. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dus geregistreerd taxateur, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken (...)”
In de bijlage bij haar uitspraak van 11 november 20212 heeft het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch een geactualiseerd overzicht gegeven van het richtsnoer dat zij hanteert voor beslissingen over de (proces)kostenvergoeding. In dat overzicht staat onder meer het volgende vermeld:
“2. Kosten van een deskundige
(…)
Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen.”
Of sprake is van een deskundige dient, gelet op voornoemde uitspraken, naar het oordeel van de rechtbank te worden beoordeeld al naargelang de omstandigheden van het concrete geval. In een specifieke situatie waarin de deskundigheid van een niet-geregistreerde taxateur op basis van opleiding en ervaring vergelijkbaar moet worden geacht met een geregistreerde taxateur, kan ook de niet-geregistreerde taxateur als deskundige worden aangemerkt. De bewijslast om de feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die het oordeel kunnen dragen dat de niet-geregistreerde taxateurs – in dit geval [taxateur] en [taxateur] – als deskundigen kunnen worden aangemerkt, rust op belanghebbende.
In dat kader heeft belanghebbende gesteld dat zowel [taxateur] als [taxateur] als deskundigen kunnen worden aangemerkt, omdat zij beiden interne WOZ-cursussen hebben gevolgd en daarnaast hun opleiding ‘on the job’ hebben genoten ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden, onder toezicht van zeer ervaren en gedegen taxateurs. De heffingsambtenaar heeft onbetwist gesteld dat [taxateur] pas in de loop van het jaar 2020 bij [bedrijf 1] in dienst is getreden en dat beiden niet zijn geregistreerd in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, na de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de interne WOZ-cursus vergelijkbaar is met een externe en onafhankelijke gewaarborgde opleiding die vaak meerdere jaren duurt. Belanghebbende heeft niet voldoende inzichtelijk gemaakt waar de interne cursussen uit bestaan, wat de vereisten zijn om een dergelijke opleiding te starten, wat het opleidingsniveau is na afronding van deze cursussen en hoe de kwaliteit wordt gewaarborgd. Bovendien hecht de rechtbank waarde aan de door de heffingsambtenaar aangevoerde, en door belanghebbende niet betwiste, omstandigheid dat [taxateur] student Vastgoed en makelaardij is en, voordat hij bij [bedrijf 1] in dienst trad, geen relevante werkervaring heeft opgedaan of opleiding in de richting van taxateur heeft genoten. De rechtbank heeft in haar oordeel ook meegewogen dat [taxateur] ten tijde van het opmaken van het taxatierapport slechts enkele maanden in dienst was bij [bedrijf 1] . Over de genoten opleiding en ervaring op het gebied van het taxeren van vastgoed van [taxateur] is helemaal niets bekend. Gelet op die omstandigheden kan niet worden gezegd dat [taxateur] en [taxateur] ten tijde van het opstellen van het rapport beschikten over een gedegen opleiding en uitzonderlijk veel ervaring op het gebied van het taxeren van vastgoed, waardoor het ontbreken van een NRVT-registratie zou kunnen worden gecompenseerd.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [taxateur] en [taxateur] niet zijn aan te merken als deskundigen in de zin van artikel 1, letter b, van het Besluit. Het taxatierapport komt in dat geval niet voor vergoeding in aanmerking. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 11 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.